George IV (Engeland) - August Frederick, koning van Groot-Brittannië, van Ierland en van Hannover (1820-’30); zoon van George III; * 1762 te Londen, † 1830 te Windsor. Onderscheidde zich door een voortreffelijken aanleg, maar ook door zijn vroegtijdige neiging tot uitspattingen en verkwisting.
Karakterloos als mensch en zwak als heerscher, stond G. IV, die om zijn verfijnd en elegant mondain leven den bijnaam verwierf van eersten gentleman van Europa, in een scherpe tegenstelling tot zijn vader.
Toen hem in 1811 het regentschap werd opgedragen, schonk hij zijn vertrouwen aan Tories, zooals Castlereagh en Liverpool, maar in het algemeen gaf hij meer blijken van constitutioneelen geest dan zijn ministers. In Eng. was het volk ontevreden om het gedrag van G., om een herhaalde crisis op industrieel gebied, om het verstokt conservatisme der aristocratisch-gezinde Tories en vooral om den voortdurenden druk der hooge belastingen; dit openbaarde zich in opstand, muiterij en zelfs in een aanslag op het leven van den regent (1817).
In 1820 volgde G. IV zijn vader als koning op.
Aan zijn gemalin, Carolina van Brunswijk, van wie hij na één jaar huwelijk vriendschappelijk gescheiden was (1796), wilde hij thans de rechten en den titel van koningin ontnemen. Maar het Hoogerhuis, dat daarover beslissen moest, weigerde zich bij den eisch van den koning neer te leggen.
Na den dood van Castlereagh (1822) nam G. IV enkele hervormingszinde Tories, nl.
Canning, Huskisson en Peel, in het ministerie, en toen werden voortreffelijke maatregelen op sociaal en econ. gebied getroffen.
In 1829 vond de emancipatie van de Eng.
Kath. plaats, ofschoon de vorst zich daartegen hardnekkig verzette. Daar zijn dochter Charlotta (1817) en ook zijn broer, de hertog van York, kinderloos overleden waren, volgde zijn broer Willem (IV) hem op.Lit.: F. Mac Carthy, Hist. of the four Georges (4 dln. Londen 1884-1901); G. E. Thompson, The first gentleman, being the story of the regent, afterwards G. IV (Londen 1931; Fr. vert. Parijs 1932).
Lousse.