(< Lat. fistula = buis), een niet ter plaatse behoorende buisvormige verbinding tusschen een of ander orgaan en de huid of het slijmvlies. Door een f. kunnen ontstekingsproducten van een in de diepte gelegen ziekteproces naar buiten worden ontledigd of ook afscheidingsproducten van klieren (melk, speeksel of gal).
Men kent ook f., uitgaand van maag, blaas of andere organen. F. kunnen ten gevolge van ontstekingen enz. optreden, of ook als ontwikkelingsstoornissen reeds aangeboren bestaan.
Kunstmatig brengt de chirurg soms een f. tot stand, bijv. van de maag. E. Hermans