Dom noemt men een kind, dat, alhoewel normaal en dus niet tot de zwakzinnigen behoorend, onder gewone omstandigheden voortdurend minder verstandelijken arbeid levert dan men gemiddeld bekomt bij leerlingen in dezelfde omstandigheden. Traagheid in het werk, allerlei inhibities, angst, enz. hebben soms bij een verstandig kind hetzelfde effect.
Men spreekt dan van schijnbare domheid. d’Espallier.