De Graal - Organisatie der vrouwelijke jeugdbeweging voor Kath. actie. In dezen vorm is zij ontstaan in het bisdom Haarlem en wat Ned. betreft, tot dit diocees beperkt gebleven; wel heeft ze zich naar Engeland en Duitschland uitgebreid.
De G. is aangesloten bij de sectie der Jongeren van de Union Internationale des Ligues Féminines Catholiques. Het doel der beweging is tweevoudig: zelfheiliging en apostolaat van het Kath. meisje.
Overeenkomstig dat doel stelt zich de beweging een drievoudige taak: zij wil zijn een godsdienstige, een maatschappelijke en een cultureele beweging. Leden kunnen zijn alle Kath. meisjes en jonge vrouwen na den schoolplichtigen leeftijd.
Men onderscheidt: aangesloten, aspiranten aangenomen leden. Deze laatste vormen de kem der beweging en zijn in graden onderscheiden.
Zij, die tot den tweeden en derden graad behooren, vormen de elite van de beweging.Organisatorisch onderscheidt men Graalafdeelingen en Graalwachten ; de laatste in de kleinere gemeenten. De beweging werkt parochiaal. De diocesane organisatie wordt bestuurd door het Centrale Comité van de Vrouwelijke Jeugdbeweging voor de Kath. actie. Dit comité bestaat uit → Vrouwen van Nazareth en enkele meisjes, benoemd door den bisschop van Haarlem, onder leiding van een door den bisschop aangestelden directeur. Een bestuursraad, bestaande uit de hoofden van de departementen voor elk onderdeel der beweging, staat het bestuur ter zijde.
Hoofdleidsters van de beweging zijn de Vrouwen van Nazareth en degenen, die als zoodanig door den bisschop zijn benoemd. Om dezen groepeeren zich de zgn. internen, de Jonge Garde en de externe leidsters.
De leden dragen een frisch en kleurig uniform. Bekend is de beweging door de zgn. Graalspelen, den jaarlijks terugkeerenden Allerheiligentocht en haar vsch. apostolaatsacties: Kruiskinderen, apostolaat van de Moeder, van de vreugde, enz.
Het centraal Graalhuis is gevestigd Oude Scheveningscheweg te Den Haag. Orgaan is De Zilveren Trompet. Voor andere organisaties der Kath. Jeugdbeweging, → Eucharistische Kruistocht; K. J. V.; Jeugdbeweging. B. de Groot Graal-romance De Heilige Graal (= schotel) is de beroemde talisman van de Arthur-legenden, naar welks bezit de ridders van de Tafelronde streefden.
Hij wordt meestal voorgesteld als de beker of kelk, gebruikt bij het Laatste Avondmaal, waarin het bloed uit de wonden van den gekruisten Heiland bewaard bleef, en die naar het Westen werd overgebracht door Joseph van Arimathea. De talrijke romances behandelen aard en afkomst van de G. zoo uiteenloopend, dat het zeer moeilijk is de juiste waarde der afwijkende versies vast te stellen. Robert de Borron, de eerste Christelijke G.-schrijver (ca. 1200), stelt den g. voor als den schotel, waarop bij het Laatste Avondmaal het Paaschlam werd opgediend. De Waliser Bleheris maakt er een spijsverschaffenden talisman van, die automatisch den Koning en zijn gasten voedt, „sans serjant et sans seneschal”. In de Parceval-romances en in Galahad’s Queste verschijnt hij wel bij het gastmaal, maar hier verneemt men niet, dat hij spijzen voortbrengt. Soms is de G. een kristallen vaas gevuld met bloed, dan weer een schrijn met de H.
Hostie. Of hij is een beker of schotel met daarin een lans, die bloedt (in den Perlesvaus); ook wel een wonderbare steen. Soms vinden we de voorstelling van een bloedend hoofd op een schotel (in den Peredur). De opgave om den gemeenschappelijken ondergrond vast te stellen, werd nog niet volvoerd. De Christelijke afkomst wordt betwijfeld, omdat geen verhaal van Joseph van Arimathea in verband met den G. oud genoeg is om als uitgangspunt te dienen; deze legende toch doet voor het eerst haar intrede in Robert de Borron’s Joseph v. Arimathea (laatst 12e eeuw), toen reeds heel wat G.-romances bestonden; ze ontbreekt bijv. nog in Chretien de Troyes’ Conté del Graal (ca. 1180?); bij hem is de G. een kostbaar vat in een ongenaakbaar kasteel; slechts een hoog begenadigde zal hem kunnen bereiken (hier vinden we den jongen Parceval als zoeker vermeld).
Het meest waarschijnlijk is, dat het Christelijk element geënt is op een ouden tak van Keltische en Oostersche overleveringen. De bewerking door Wolfram von Esschenbach, Parzival (ca. 1210), is wel de beroemdste. Bij hem is de G. een steen, door engelen op de aarde gebracht, het huis Anjou toevertrouwd, en op de bergveste Munsalvaesche door den Graalkoning en zijn ridderschaar behoed (het verhaal speelt zich af in Bretagne; bij Chretien in Engeland). Het aantal latere nadichtingen in de Eur. letterkunde is groot; de volgende keuze moge volstaan: Drie vervolgen op Chretien, resp. door Wauchier de Denain, Gerbert en Manessier; de G.-sage van Guyot de Provins (ca. 1190); La Queste del Saint Graal en Parceval li Gallois (ca. 1225); Perlesvaus door een onbekend schrijver; Peredur (uit Wales); Heinrich von dem Türlin: Diu Cröne (ca. 1220); Albrecht von Scharfenberg: Titurel (ca. 1270); Wisse-Colin: Parzifal (1331-’36); Rich. Wagner’s Parsifal (1877; maakt één geheel uit de opvattingen van Chretien en Wolfram). In het Ned.: Lancelot en Moriaen; Maerlandt: Historie van den Grale en Merlijn.
Lit.: J. L. Weston, From Ritual to Romance (1920); J. D. Bruce, The Evolution of Arthurian Romance (1923); J. Armitage Robinson, Two Glastonbury Legend? (1926); R.
S. Loomis, Celtic Myth and Arthurian Romance (1927); G. Weber, Wolfram von E. (1927); v. Schroeder, Die Wurzeln der Sage vom Hl. G. (1910); G. Paris, Perceval et la légende du St.
Gr. (1883); W. Golther, Parzival und der Gral (1925). F. Visser.
De Graal-legende heeft invloed gehad op de Christelijke iconographie, zoowel in de uitbeelding der liturg, instrumenten, welke de engelen aan de koorafsluiting der kathedraal van Reims dragen, als in het veel voorkomend motief van de kelk, waarin het bloed van den gekruisten Christus wordt opgevangen. Ook de tak, dien Adam van den Paradijsboom afrukt, alvorens uit het Paradijs te wijken (kapiteel van het koor in N. Dame du Port te Clermont) zou geïnspireerd zijn door de Graal-legende.
Lit.: L. Bréhier, L’art chrétien (21928); Kuhn, Gesch. der Plastik (1, 343). p. Gerlachus.