Buis (divers) - A) technisch.
Buizen zijn cylindervormigc lichamen, meest van cirkelvormige, soms van eironde doorsnede ter voortleiding van vloeistoffen, gassen of dampen. Zij worden voor de meest uiteenloopende doeleinden gebezigd en in overeenstemming daarmede van zeer verschillende materialen vervaardigd, als: gietijzer, vloeiijzer, plaatijzer, staal, koper, messing, brons, compositiemetaal, lood, zink, aluminium, beton, cement, grès (aardewerk), hout, eterniet, enz. Het materiaal wordt in- of (en) uitwendig met een beschermende of afdichtende laag (tin, zink, lood, teer, asphalt, glazuur) bedekt.
1° Gietijzeren buizen, in Nederland het meest volgens de Duitsche en Belgische normalen in gebruik. Zij worden liggende, staande of centrifugaal gegoten van grauw gietijzer; eerstbedoelde gietwijze is de minst verkieslijke, de centrifugale methode had vroeger het nadeel, dat betrekkelijk groote afwijkingen in de wanddikten niet te vermijden waren; in den laatsten tijd komt dit bezwaar echter minder voor. Bij de staande gegoten buizen wordt op het gietstuk een kop gegoten, welke later op de draaibank afgestoken wordt. De gietijzeren buizen worden zoowel met mofals met flensverbinding uitgevoerd. In het eerste geval wordt de afdichting verkregen door lood of hennep of beide in de ruimte tusschen mof en spie-eind te brengen en vast aan te stampen, ook worden rubberringen gebezigd. Bij de flensverbinding kunnen, naar gelang van aard, druk en temperatuur der door de buizen stroomende stof, verschillende dichtingsmaterialen worden aangewend, als: carton, leder, rubber, lood en klingeriet.
2° Getrokken ijzeren buizen worden vervaardigd met en zonder naad; de eerste worden hetzij stomp hetzij met overlap gelascht; voor de vervaardiging der laatste zijn verschillende systemen in gebruik, waarvan dat volgens Mannesmann het meest bekende is. Gelaschte buizen vinden vooral toepassing als gaspijpen. Evenals bij de gietijzeren komt bij de getrokken buizen zoowel verbinding met mof en spie als met flenzen voor; de laatste kunnen worden uitgevoerd als losse flenzen op omgekraalde of opgelaschte buiseinden en als opgelaschte flenzen; eerstgenoemde geven gemak bij de montage.
3° Armco-ijzeren buizen, ➝ Armco-ijzer.
4° Stalen buizen vinden toepassing, waar men met vloeistoffen enz. onder hoogen druk te doen heeft en ook bij de bekleeding van boorgaten.
5° Koperen en messing-buizen worden gebruikt bij condensors (➝ Stoommachines), verwarmings- en verdampingslichamen, enz.
6° Looden buizen dienen voor waterleidingen en in die industrieën, waar andere metalen aangetast zouden worden (zwavelzuur, zwaveligzuur); de waterleidingbuizen worden veelal inwendig vertind.
7° Buizen van zink worden eveneens voor waterleidingen als afvoerpijpen van het water uit de goten der huizen en voor industrieele doeleinden gebruikt, evenals die van aluminium.
8° Houten buizen komen in Nederland zelden, in Amerika vaker voor; zij worden meestal samengesteld uit duigen en versterkt met ijzeren banden. De onderlinge verbinding geschiedt door middel van mof en spie-eind; de dichte verbinding der duigen wordt verkregen door de uitzetting van het hout als gevolg van het vochtig worden.
9° Beton buizen, al of niet met ijzer gewapend, dienen hoofdzakelijk voor rioleering.
10° Grès buizen, eveneens voor rioleering toegepast, moeten aan zekere eischen van materiaal en doorbakkenheid voldoen en zoowel inals uitwendig geglazuurd zijn; afmetingen enz. zijn door de hoofdcommissie van de Normalisatie in Nederland op normaalblad N 57 vastgelegd.
11° Bonna buizen (naar het Fransche systeem der Bonnafabriek te Parijs genoemd) zijn gecentrifugeerde, met ijzer gewapende betonbuizen. Deze vinden o.m. ook toepassing bij waterleidingen.
12° Eterniet buizen zijn naadlooze, gewalste buizen van asbestcement. Zij worden vervaardigd in diameter van 50 tot 1000 mm, in lengten tot 4 m; zij worden onderling verbonden door beweeglijke Simplex-koppeling. Eternietbuizen zijn bestand tegen een inwendigen druk tot 25 at, tegen zwaren gronddruk en zwaar verkeer. Zij worden gebruikt voor water-, gas-, rioolleidingen e.a.
“P. Bongaerts.
” Verder zie ➝ Pijp; ➝ Electrische leidingen.
B) In de krijgskunde noemt men buis de inrichting, welke dient tot ontsteking van de springlading in een projectiel. Men onderscheidt: schokbuis, tijdbuis en tijdschokbuis. Schokbuizen worden gebruikt op projectielen, welke men in of kort na den aanslag wil doen springen (bijv. granaten); tijdbuizen dienen voor projectielen, welke men in een bepaald punt der baan gelegen vóór den aanslag wil doen werken (bijv. granaatkartetsen). Worden beide werkwijzen in één buis vereenigd, dan spreekt men van tijdschokbuizen.
De eerste buizen, in den tijd van prins Maurits, waren tijdbuizen en bestonden uit een houten of metalen lichaam, uitwendig flauw kegelvormig, inwendig over de geheele lengte van een kanaal voorzien, dat gevuld was met sas (regelmatig brandende buskruitsoort). Ze werden in het projectiel vastgeklemd. De ontsteking geschiedde aanvankelijk uit de hand, later door middel van de vlam der geschutlading. De buizen werden te voren op zoodanige lengte afgesneden, dat het projectiel eerst na den aanslag sprong.
Later werd het eigenlijke buislichaam in het projectiel geplaatst, maar werden metalen huisjes, gevuld met sas, afzonderlijk medegevoerd. Deze huisjes (zundertjes) hadden de voor den brandtijd gewenschte lengte of werden met behulp van een tempeertang voor den gewenschten afstand getempeerd, d.w.z. op een met den afstand overeenkomende hoogte werd in het zundertje een opening gemaakt, waardoor de vlam op het gewenschte oogenblik in de springlading oversloeg en deze ontstak. Eerst in 1835 zijn door den Belgischen generaal Bormann de cirkelvormige horizontale saslagen ingevoerd, waaraan in 1853 door Breithaupt verbeteringen zijn aangebracht en welke systemen daarna verder zijn ontwikkeld (buis Bormann).
De invoering van schokbuis dateert eerst uit de 19e eeuw, vnl. na de invoering van het getrokken geschut (hoewel reeds in 1649 projectielen werden gebezigd, die bij het neervallen sprongen, doordat daarbij een gehakkelde bout tegen een vuursteen wreef en de daardoor opgewekte vuurstraal de springlading ontstak). De eerste schokbuizen vatten reeds vuur bij het afgaan van het schot, maar door den schok van den aanslag werd eerst een opening vrij gemaakt, waardoor de vlam gelegenheid kreeg naar het inwendige van het projectiel over te slaan en de springlading te ontsteken. In 1825 werd ingevoerd de zgn. percussiebuis. Bij het treffen tegen een weerstandbiedend lichaam werd de kop van de buis ingedrukt, daardoor werd een naald in een wrijvingssas gedreven ofwel een op een schoorsteentje geplaatst slaghoedje samengedrukt; in beide gevallen ontstond een vuurstraal, die, al of niet door in de buis aanwezig kruit versterkt, de springlading tot ontsteking bracht.
Thans onderscheidt men schokbuizen met vertraagde en met versnelde werking (gevoelige schokbuizen); bij de eerste springt het projectiel even na den aanslag, afhankelijk van de aangebrachte vertraging, bij de laatste springt het projectiel direct bij den minsten weerstand, dien het ondervindt. Een schokbuis met uitschakelbare vertraging kan zoowel vertraagd als versneld worden gesteld.
De schokbuizen werken in hoofdzaak als volgt. Bij het afgaan van het schot breekt de metalen draad, waarmede het aanbeeld is vastgezet. Op het oogenblik, dat het projectiel een weerstandbiedend voorwerp ontmoet en daardoor een plotselinge vertraging ondergaat, schiet het aanbeeld, dat slechts zwak door een spiraalveer wordt tegengehouden, vooruit en dringt de scherpe punt in de slagsas van den slagdop en doet deze ontbranden. De vuurstraal, soms versterkt door dien van een buskruitcylinder, slaat in het projectiel en ontsteekt de springlading.
Dikwijls hangt het aanbeeld niet aan een draad, doch is geklemd, tusschen den bodem van de buis en een vleugelveer, waarop een veiligheidsring rust, die van boven tegen het buislichaam steunt. Bij het afgaan van het schot glijdt de ring over de veer, waarvan de vleugels recht buigen; bij den aanslag schiet het aanbeeld met ring en veer naar voren. Soms is het aanbeeld voorzien van de slagsas en bevindt de naald zich boven in de buis.
Bij de buizen met versnelde werking is de werking bij het afgaan van het schot als voren aangegeven. Bij het ontmoeten van reeds geringen weerstand tegen den kop van de buis zal de houten cylinder in den voorkant het puntstuk naar binnen drukken, waardoor de scherpe punt in de slagsas komt en een vuurstraal ontstaat.
Bij de vertraagde buis kan de vertraging vergroot worden door inschakeling bijv. van een buskruitkorrel, die eerst opgebrand moet zijn, voordat de vlam de springlading van het projectiel kan bereiken, of wel de vlam moet een bepaalden weg doorloopen om tot de springlading te kunnen doordringen (labyrintvertraging).
Veiligheidsinrichtingen zijn aangebracht, opdat de buis niet kan werken gedurende het vervoer of vóórdat het projectiel den vuurmond heeft verlaten.
Bij de tijdbuis berust de werking op den brandtijd van een kolom sas, die zich bevindt in één of meerdere draaibare sasringen. Door de buis te tempeeren, d.w.z. den sasring met een bepaalde verdeeling tegenover een merk op het vaste deel van de b. te plaatsen, wordt de tijd aangegeven, waarna de vuurstraal van den sasring naar de springlading in het projectiel kan doorslaan. De sasring begint te branden doordat bij het afgaan van het schot door den schok een scherpe punt dringt in een slaghoedje en een vlam doet ontstaan.
De tijdschokbuizen bevatten in één lichaam een tijd- en een schokinrichting. Voor het verkrijgen van groote brandtijden worden twee of meer sasringen boven elkaar geplaatst. De vuurstraal gaat na het verbranden van de eene saskolom op de andere over. De maximum brandtijd op deze wijze verkregen bedraagt ongeveer 30 sec.
Aangezien deze brandtijd voor het moderne geschut te kort is, bovendien de brandtijd afhankelijk is van atmospherische invloeden en in hoogere luchtlagen niet meer regelmatig is, is overgegaan tot invoering van mechanische buizen. De meest bekende hiervan zijn de uurwerk buizen. Bij het afgaan van het schot komt door den schok het uurwerk vrij en kan uitloopen. Heeft het uurwerk den te voren gestelden tijd geloopen, dan heeft de wijzer gelegenheid naar boven te komen, waardoor de slagpin vrijkomt en deze onder invloed van de slagveer met haar punt in het slaghoedje slaat.
Alle buizen worden in het vooreinde van het projectiel geschroefd; bij de schokbuis heeft men enkele soorten, die in den bodem van het projectiel worden geschroefd (bodembuizen). Deze laatste komen voor bij de brisantpantsergranaat (➝ Granaat) van kusten marinegeschut, omdat deze met het oog op de indringing een massieve scherpe punt moeten behouden.
Een schokbuis wordt ook voor de ➝ vliegtuigbom gebruikt om de bom op den grond te doen springen.
“Nijhoff.
”