Brilslang - of Cobra de Capello of gewoon Cobra (Naia tripudiano Merr.) is een slang van 1,4-1,8 m lengte met een bruingele, in bepaald licht naar aschblauw schemerende kleur, die echter bleeker schijnt, daar de tusschenruimten der schubben lichtgeel of wit zijn en de hoeken van enkele schubben vaak deze kleur hebben. In den nek overheerscht lichtgeel of wit zoodanig, dat de donkere kleur zich slechts als een bestippeling voordoet en juist hier komt de teekening duidelijk uit, die gelijkenis met een bril heeft.
Deze bril wordt door twee zwarte lijnen als randen omgeven en is gewoonlijk veel lichter dan het omgevende deel, terwijl de met de glazen overeenkomende plekken of geheel zwart zijn of een lichte oogvlek met donkeren rand omgeven. De buikzijde is vuilwit en draagt vaak in het voorste derde gedeelte van het lichaam breede, zwarte dwarsbanden. Er komen niet zelden exemplaren voor met zwarte bovenzijde en zwartachtig bruine onderzijde, andere, die geheel olijfbruin, nog andere, die van boven grijsachtig en van onderen witachtig gekleurd zijn; soms ontbreekt de opvallende nekteekening geheel.
De bewoners van Indië hebben ten gevolge van hun kennismaking met de brilslang, die zeker de vergiftigste slang van hun vaderland is, aan de variëteiten afzonderlijke namen gegeven.
De brilslang is verbreid over geheel Indië, Zuidelijk China, Birma, Siam, Malakka, de Groote Soenda-eilanden met uitzondering van Celebes, de Andamanen en Ceylon en Westwaarts door Afghanistan, het Noordelijke deel van Perzië en het Zuidelijk gebied van Toerkmenië. In den Himalaja vindt men haar tot 2500 m hoog. Geliefkoosde woningen zijn verlaten termietenheuvels, oude muren, steen- of houthoopen, leemwanden met gaten e.d. De Cobra voedt zich slechts met kleine dieren, bij voorkeur met kruipende dieren en salamanders,ofschoon jonge hoenders, muizen en ratten niet versmaad worden.
De brilslang is evenals in oude tijden nog thans een voorwerp van eerbiedige, haast goddelijke vereering en speelt in de geloofssagen der Hindoes een belangrijke rol.
Om den stand, dien zij bij gevaar aanneemt, nl. zich op te heffen en het voorste derde deel van het lichaam opgericht te houden, wordt zij voor voorstellingen (dansen) gebruikt, waarbij muziek gemaakt wordt, die op de slang echter geen werking heeft.
“Keer.
”