Balderik van bourgueil - middeleeuwsch Latijnsch dichter; * 1046 bij Orléans, ♱ 1130, werd monnik in Bourgueil en in 1089 abt. In 1107 aartsbisschop van Dol in Bretagne.
Hij bleef bij voorkeur met monniken verkeeren en bezocht herhaaldelijk Normandische kloosters, vgl. zijn Itinerarium, in Migne P. Lat. (CLXVI, 1175 vlg.). Prozawerk is een troostschrijven aan een zieken neef: De visitatione infirmorum (onder de werken van Augustinus, Migne P. Lat. XL, 1147 vlg.). Er is een verzameling van 255 gedichten. Daarin is niet opgenomen zijn onvoltooide poëtische bewerking der Genesis. Uit zijn verzen leert men zijn persoonlijk leven kennen, zijn kennis van de klassieken en van de kunst. Zoo beschrijft het voornaamste gedicht, nr. 196, de voorstellingen op wandtapijten van een adellijk slot.
In nr. 251 bezingt hij het orgel der kerk van Worcester. Hij zag daar ook een steeds draaiend rad, waaraan brandende lampen hingen en een krans met 12 torentjes, waaruit telkens figuren te voorschijn kwamen. Ook vermeldt hij, dat men te Lisieux bij gebrek aan wijn bier vervaardigde uit haver. In nr. 184 legt hij openlijke biecht af over heel zijn leven. Verder schreef hij een leven van Robert van Arbrissel en een Historia Hierosolymitana (over den Kruistocht), Migne P. Lat. (CLXVI, 1061—1152).
L i t.: Manitius, Gesch. der lat. Liter, des Mittelalters (III 1931, 883-898).zieFranses.