Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Admiraalvlinder

betekenis & definitie

V a n e s s a atalanta. Ook nummervlinder genoemd.

Een onzer meest bekende en mooiste dagvlinders. Grootte 52—56 mm. Bovenzijde der voorvleugels op fluweelachtig zwart een breede, gebogen roode band, die doorloopt over de achtervleugels. Aan de voorvleugelpunt enkele (± 5) witte vlekken of stippen. Onderzijde bruin gewolkt met donkere teekening. Met eenigen goeden wil is hier uit te maken 18—81.

Vandaar de naam: nummervlinder. Rups bleekgeel of bruin tot zwart, met een gele zijlijn en gele doornen. Kop donkergrijs. In Mei—Juni en in den nazomer in een saamgesponnen blad van brandnetels. De a. is in den laten herfst nog te zien op allerlei bloemen, vooral op Buddleya. Zuigt ook aan zoete peren en eikensap, dat uit beschadigde boomen vloeit.

Verder op bloeiende klimop. Men weet nog niet of de a. hier kan overwinteren. Bernink.

< >