(liturgiek) bestudeert de cultus van de Kerk in zijn ontwikkeling en in zijn tegenwoordige staat. In de Karolingische Renaissance (Middeleeuwen) werd deze wetenschap reeds veel beoefend.
De symbolische beschouwingswijze kreeg de overhand (Bernold van Konstanz, Beleth, Innocentius III, Durandus van Mende). Tijdens en kort na de Reformatie ging de belangstelling vooral uit naar het historische aspect uit apologetische motieven (Cassander, Pamelius, Hittorp).
In de 17de eeuw werden talrijke belangrijke documenten uit de Oudheid en de Middeleeuwen gepubliceerd, die nog steeds voor de wetenschap van groot belang zijn (Bianchini, Tommasi, Mabillon, Goar, Martène, Morin e.a.). Na een betrekkelijk lange stilstand begon met de Romantiek de belangstelling weer toe te nemen.
Vooral in Engeland (Surtees Society, Henry Bradshaw Society, Alcuin Club) en Duitsland werden veel teksten uitgegeven (Ebner, Franz). Tegenwoordig wordt de liturgiewetenschap sterk door de liturgische beweging gestimuleerd.
Belangrijk is de grote serie Liturgiegeschichtliche Quellen und Forschungen. Grote verdiensten hebben zich o.a. verworven V.
Leroquais, Andrieu (critische uitgave van het Pontificale Romanum en van de zgn. Ordines Romani) en Mohlberg (uitgave van oude sacramentaria).
Liturgisten van wereldnaam zijn momenteel abt Capelle, Dom Botte (Leuven), Jungmann (Innsbruck), Chavasse (Lyon), Hanssens (Rome).
Romano Guardini heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt voor de systematische beschouwing van de liturgie.
L. B.
LITURGISCH DRAMA is ontstaan uit de behoefte aan groter aanschouwelijkheid van de liturgie. Een bepaalde tekst (vooral responsoria) was het uitgangspunt.
In het koor zong men bijv.: „Wie zoekt gij in het graf, o vereersters van Christus?" „Jesus van Nazareth, de Gekruiste, o hemelbewoners.” „Hij is niet hier, Hij is verrezen, zoals Hij voorzegd had; gaat, boodschapt, dat Hij uit het graf is opgestaan.” „De Heer, die voor ons aan het Kruishout hing, is uit het Graf verrezen’ ’. In plaats van dit responsorie gewoon door voorzangers en koor te laten zingen, gingen drie priesters in albe en koorkap (de vrouwen voorstellend) naar het in de kerk opgestelde graf en zongen daar: „Wie zal ons de steen van het graf wentelen?” Bij het graf was een diaken (engel) gezeten, die hun ten antwoord toezong: „Wie zoekt gij in het graf?” De priesters antwoordden: „Jesus van Nazareth.” De engel: „Hij is niet hier” enz.
Daarna besloten de priesters de scène met: „De Heer die voor ons” enz. Deze dramatisering van een liturgische tekst treffen we voor het eerst in de 10de eeuw aan.
Met deze sobere vertolking nam men geen genoegen. Voordat de vrouwen bij het graf kwamen, gingen ze volgens de Schrift reukwerken kopen.
Ook dit werd nu uitgebeeld.
De scène met Johannes en Petrus werd toegevoegd, evenals de verschijning van de Heer aan Maria.
Vooral het invoeren van niet-schriftuurlijke passages bracht het gevaar mee, dat het geheel in een veel te profane sfeer werd getrokken (bijv. de scène met de koopman). Het liturgische drama werkt zich zo los van de liturgie en wordt tenslotte een zelfstandig drama.
Men kan dan beter spreken van mysteriespel. Een zelfde ontwikkeling vinden we rondom het Kerstgebeuren (herders, drie koningen, Herodes).
Later werden nog andere teksten uit de liturgie aanleiding tot dramatisering, doch meestal maakten deze zich spoedig uit de liturgie los. K.
Young heeft de teksten van alle liturgische spelen gepubliceerd. L.
B.