('wintәr) o.
1. Algm. groen blijvende planten in de winter.
2. Inz.
A. a. geslacht van onbehaarde kruiden met altijd groene, glanzende bladeren en een onvertakte stengel die een tros van bloemen draagt (Pirola).
b. kleinwintergroen: wintergroen met een tros van lichtroze of witte bloemen (Pirola minor).
B. Gew. klimop.