('vo:r) (sprak voor, heeft voorgesproken)
1. ter navolging uitspreken : woorden -.
2. vooraf, eerst spreken.
3. in iemands voordeel spreken, verdedigen : hij spreekt zijn broeder voor.
Gepubliceerd op 24-02-2020
betekenis & definitie
('vo:r) (sprak voor, heeft voorgesproken)
1. ter navolging uitspreken : woorden -.
2. vooraf, eerst spreken.
3. in iemands voordeel spreken, verdedigen : hij spreekt zijn broeder voor.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: