(’stil) (hield stil. stilgehouden)
I. (heeft)
1. de beweging ervan doen ophouden: een rijtuig -.
2. verzwijgen: houd die zaak maar stil.
II. (heeft en is) stil blijven staan: voor een herberg. III. zich (heeft)
1. geen rumoer maken: houd je toch stil.
2. de aandacht mijden: hij houdt zich stil tegenwoordig.