I v. (-en; -etje) [~ slingeren]
I. Eig. kruipend dier met een langgerekt rolrond geschubd lichaam zonder ledematen, dat zich voortbeweegt door zich te krommen : er zijn vergiftige en niet-vergiftige -en: in het paradijsverhaal vertoont zich de duivel onder de gedaante van een -; een met de staart in de bek is het zinnebeeld van de eeuwigheid: de is het zinnebeeld van de boosheid en verleiding; zo glad, vals. voorzichtig als een -; de is een attribuut van de wraakgodinnen uit de Griekse mytologie. Gez. de oude [uit het Paradijsverhaal], satan ; een broeden, koesteren, kweken, voeden in zijn boezem (die het hart zal afvreten), weldaden bewijzen aan iemand die ze met snode ondank zal vergelden: er schuilt een onder (het gras), er wordt met deze onschuldig schijnende zaak iets bedrieglijks beoogd; venijnige -. ook Fig. boos, arglistig mens; was ’t een -, dan had hij je gebeten, gezegd tegen iemand die dicht bij het voorwerp staat, dat hij zoekt; zich als een in allerlei bochten wringen. allerlei slinkse middelen ter bevordering van zijn oogmerken beproeven.
→ Lerna, Slangen. II. Metf.
l.slang sterrenbeeld in de vorm van een slang.
2.reeks personen die, elkander bij de hand houdend, bochten beschrijven: lange -en slieren voorbij.
3. kronkelend vuurwerk : vuurpijlen en -en.
4. buigzame buis of pijp: een van hennep, leder, rubber, buigzaam metaal of ringen; de van een → brandspuit, een waterleiding.