(scho:t) m. (schoten; -je)
I. [schieten I 7] scheut (II). -
II. [schieten II1]
1. tong van een slot dat, bij het sluiten, uitspringt.
2. scheut (III 2 b).-
III. [schieten II 7] scheut (IV 2).
Gepubliceerd op 04-02-2020
betekenis & definitie
(scho:t) m. (schoten; -je)
I. [schieten I 7] scheut (II). -
II. [schieten II1]
1. tong van een slot dat, bij het sluiten, uitspringt.
2. scheut (III 2 b).-
III. [schieten II 7] scheut (IV 2).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: