Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 04-02-2020

schoon (mooi)

betekenis & definitie

(scho:n)

I. bn. en bw. (schoner,-st) [schouwen bezienswaard]
1. van een behaaglijk voorkomen : een schone streek; een jonkman; schone ogen; een gezicht; een schone (vrouw); → schone kunsten; een monument; een schone hand schrijven; het schone herfstseizoen ; het schone geslacht; de schone sekse; groen; om iemands schone ogen, om zijn gezicht enz., niet om enig voordeel dat men verwacht. → avond, dag, register. → Syn. bevallig.
2. mooi en deugdelijk, bruikbaar : vee; het koren staat -.
3. kostelijk, voortreffelijk, van waarde : schone aardappelen; zijn geld verspillen.
4. degelijk, fatsoenlijk, net : hoe later op de markt, hoe schoner volk; Iron. een schone meneer!
5. verheven, hoffelijk : schone gedachten, woorden; schone toestanden op het doek brengen; Iron. dat is -, he, moeder zo te bedroeven. → lied.
6. aangenaam, plezierig : trouwen zag hij als een ding ; weer; hij hielp hem er door; ’t zou in de hand vallen, als het gebeurde.
7. goedgelegen komend, in de uitdrukkingen : iemand staan, komen, hem gelegen komen; op een schone dag, op zekere dag.
8. gunstige verwachtingen veroorlovend : een schone gelegenheid, kans; Iron. ook een schone profeet die in het gekkenhuis terechtkomt; onze zaken staan -.
9. goed klinkend, maar waarop geen staat te maken is : schone beloften, woorden.
10. niet te versmaden, belangrijk : een bedrag, centje.
11. klaar, helder : daglicht.
12. vrij van vuil, onreinheid, onfrisheid : een schone kan; schone handen; een schone schort; is het water nog genoeg? zo als een brand, als goud, als zilver; de gang is geschrobd; iets wassen; zijn, met de schoonmaak klaar zijn. → hand, schip. Syn. → helder.
13. nog niet gebruikt : papier; schilder altijd op linnen. → lei.
14. vrij van wat er niet bij hoort: graan; vlees, aan de haak; gewicht.
15. vrij van onkosten : na de rekeningen betaald te hebben, houd ik 300 fr. geld over; op -, zonder enig verliespunt; staan, geen schulden hebben.
16. vrij van belemmeringen : een vaarwater; een schone grond, kust. → baan.
17. vrij van aanmerkingen : een schone vrachtbrief.
18. zorgvuldig afgewerkt: metselwerk. -

II. o. het schoon (I 1) zijn : het der natuur genieten; het dichterlijk -; lichaams-, zieleschoon. → kroon. III. bw. geheel en al: zij hebben alles opgegeten; gelijk hebben; leeg zijn; vergeten.

Opm, In de betekenissen (I 1-3) is schoon in Noord-Nederland niet gewoon, men zegt daar eerder mooi.

< >