I. (‘scha:kən) (schaakte, heelt geschaakt) schaak spelen: een partijtje -.
II. ('scha:kən) (schaakte, heeft geschaakt) met geweld ontvoeren, roven: een meisje -. III. (‘scha:kən) (schaakte, heeft geschaakt) Scheepst. vieren: touw -.
Gepubliceerd op 04-02-2020
betekenis & definitie
I. (‘scha:kən) (schaakte, heelt geschaakt) schaak spelen: een partijtje -.
II. ('scha:kən) (schaakte, heeft geschaakt) met geweld ontvoeren, roven: een meisje -. III. (‘scha:kən) (schaakte, heeft geschaakt) Scheepst. vieren: touw -.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: