I ('postu:r) o. (posturen)
1. uur, tijd dat de postbesteller voorbijkomt.
2. uur waarop het postkantoor geopend is.
II (pos'tu:r) o. (posturen ; -tje) [Fr. posture]
1. Eig. houding ; zich in stellen, zetten; met zijn verlegen zijn.
2. Metn. gestalte, figuur met een bepaalde houding ; knap van -.
3. Metf. toestand, gesteldheid, staat : in een raar, vies zijn ; zich in stellen, zich in een toestand van verdediging brengen.