(poë'zi) v. (-ën) [Fr. < Lat. poesis]
I. Eig. dichtkunst: de is een sprekend schilderen.
II. Metn.
1. dichterlijke gloed: een gedicht zonder-; de van een landschap; er moet wat in het leven zijn.
2. gedicht(en): een bundel -; objektieve -, verhalende of epische, in tegenstelling met lyrische poëzie, die subjektief is.
Tgst. proza.