(pi:r) m. (-en ; -tje)
I. Eig.
1. aardworm: de dient als visaas; -en in een zakje om de hals binden tegen keelpijn; zo naakt als een -; naar de -en gaan of voor de -en zijn, begraven worden ; zo dood als een [die een zeer taai leven heeft], ontwijfelbaar dood.
2. Uitbr. worm : iemand een uit de neus halen, hem weten uit te horen.
II. Metn. dun, mager mens : zo'n -?