(pa'tri:siәr) m. (-s) [Lat. patricius, tot de patres behorend]
1. Oudh. adellijk burger in Oud-Rome: oorspronkelijk hadden alleen de -s toegang tot de ambten en de senaat, maar allengs verloren zij hun voorrechten aan de plebejers.
2. Later a. adellijk burger in sommige middeleeuwse Italiaanse republieken: de -s van Venetië.
b. Uitbr. persoon uit de adellijke, aanzienlijke, voorname stand: de -s van een stad.