(’om) (schoot om, omgeschoten)
I. (heeft)
1.door schieten (I 2) doen omvallen : een zuil -.
2. door schieten (K. B.) verplaatsen : koren -.
II. (is) schietend (II 1), snel.
l. zich verplaatsen : de wind is omgeschoten.
2. om iets heen komen : de hoek komen -.