Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

New York (stad)

betekenis & definitie

(’njoe ’jo:k) [Eng. new, nieuw + hertog van York] stad in de Verenigde Staten (L 2) 60 km diep en 25 breed; 100 000 ha groot, 8 000 000 inw., na Londen de meest bevolkte stad der wereld.

1. Nijverheid en Handel.

New York is een der eerste industriesteden met 28 000 bedrijven, waar meer dan een half miljoen arbeiders werkzaam zijn, De belangrijkste industrietakken zijn: kledingindustrie, boekindustrie, pelswaren, voedings- en genotmiddelen, modeartikelen, meubelnijverheid, schoenindustrie, metaalindustrie, slachterijen, scheepsbouw. Het is de eerste geldmarkt en de eerste haven van de wereld, met aan de ingang ervan het standbeeld der vrijheid op het Liberty Island, en hoge wolkenkrabbers op de oevers.

2. Geschiedenis.

New York werd 1612 door de Nederlanders gesticht en Nieuw-Amsterdam geheten, 1664 door de Engelsen veroverd en ter ere van de toenmalige hertog van York, de latere koning Jakob II, tot New York herdoopt. Gedurende de Amerikaanse Bevrijdingsoorlog bleef het in de handen van de Engelsen, die het eerst 1783 verlieten. In 1807 bouwde men er de eerste stoomboot om daarmee de Hudson te bevaren.

< >