(mitral'jeur) m. (-s)
1. Eig. machinegeweer: een op een → duikboot.
2. Metn.bedienaar van (1). Enc. Mitrailleur of mitrailleuse betekent schrootwerper; men spreekt ook van machinegeweer. De mitrailleur dient om in korte tijd een groot aantal projektielen af te schieten. De oudste mitrailleurs werken door handbeweging, de moderne automatisch. Voorloper van de mitrailleur is het hagel- of orgelgeschut uit de XVIde eeuw. In de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) werd het kartetsgeschut gebruikt, ook wel mitrailleur geheten. Het was een kanon met 6 lopen, draaiende om een gemeenschappelijke as. De Fransen bezigden in de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) een salvomitrailleur met 25 vaste lopen. De Amerikaan MAXIM is in 1883 de uitvinder van het automatische machinegeweer, uitgaande van het principe de gasdruk voor het bewegen van het mechanisme te gebruiken. De gasdruk, door de buskruitlading opgewekt, dient niet alleen om de kogel uit te drijven, maar ook om het wapen te openen en te sluiten, de huls van de verschoten patroon uit te werpen en een nieuwe patroon in de kamer te brengen, het slot te spannen en het volgend schot te doen afgaan. Dat alles gebeurt zolang op een bepaalde hefboom wordt gedrukt. Een mitrailleur schiet 600 maal per minuut. De lichte mitrailleur wordt door een man gedragen, de zware op een wagen vervoerd. In de Tweede Wereldoorlog verschenen heel wat nieuwe typen als brengun, stengun enz.