('mourits) prins, graaf van Nassau, Nederlands stadhouder 1585-1625, o 14 november 1567 te Dillenburg, zoon van Willem I van Nassau en Anna van Saksen. studeerde te Leiden ; 1585 stadhouder van Holland en Zeeland, 1588 na het vertrek van Leicester, admiraal-generaal der Verenigde Provinciën. 1590 stadhouder van Utrecht en Overijsel, 1591 van Gelderland; ontweldigde aan de Spanjaarden in de Tachtigjarige Oorlog de ene stad na de andere (1590 Breda, 1591 Zutfen en Nijmegen, 1594 Groningen), versloeg 1597 Albrecht VI van Oostenrijk bij Turnhout, de 2de juli 1600 Albrecht VII bij Nieuwpoort, terwijl Heemskerk hetzelfde jaar de Spaanse vloot bij Gibraltar overwon. In 1602 hielp hij de Oostindische Kompagnie stichten, 1604 moest hij Oostende aan Albrecht's veldheer Spinola overgeven.
Tegen zijn zin sloten de Algemene Staten 9 april 1609 te Antwerpen het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) waarbij de onafhankelijkheid der Verenigde Provinciën feitelijk werd erkend. In de godsdiensttwisten tussen remonstranten en contraremonstranten koos hij, evenals zijn vriend van Aerssen, uit staatskundige redenen partij voor deze laatsten en deed, door de staatsgreep van 28 aug. 1618 H. de Groot, Hogenbeets en Ledenberg gevangennemen.
Hierdoor verbitterd deden de remonstranten 1622 een aanslag op hem, die echter mislukte. Na afloop van het Bestand, ontzette hij 1623 Bergen-op-Zoom, maar kon tegen het einde van dat jaar Antwerpen niet bemachtigen en Spinola niet beletten Breda 1625 te vermeesteren.
Hij overleed 23 april 1625 te 's-Gravenhage. Maurits was de grootste veldheer van zijn tijd, maar geen staatsman.
Driemaal zegevierde hij op zee, ontzette 12 belegerde steden, veroverde 88 steden en 45 verschanste kastelen en forten. Hij was schrander, eerlijk, eenvoudig, doch driftig en onverzettelijk en onverschillig in godsdienstzaken.
Oldenbarnevelt’s terechtstelling blijft een onuitwisbare vlek op zijn naam.