('kurkə) m. (-s)
I. Eig. werktuig om de kurk van een fles te trekken : een zakmes met een er in.
II. Metf.
1. lange pijpkrul in het haar.
2. schroefvormige beweging van een vliegtuig : een maken.
3. ook v. persoon met een kromgegroeid lichaam.