mv. (enk. kopt) [Gr. Koptos ~ Aiguptos, Egypte] kristelijke nakomelingen der oude Egyptenaren. Tgst. fellah's.
Enc. De kopten tellen 630 000 zielen, zijn meestal handwerkers en kooplieden en aanhangers van het monofysitisme (patriarch in Kaïro). De Koptische taal, een dochter van het Oudegyptisch, met Griekse en Semitische bastaardwoorden, is door het Arabisch verdrongen en is nu nog alleen kerktaal. Hun literatuur, vooral uit de IIIde-VIIde eeuw bevat hoofdzakelijk vertalingen uit de bijbel en heiligenlegenden.