Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Rynhuizen (Ambagtsheerlijkheid)

betekenis & definitie

RYNHUIZEN, eene Ambagtsheerlijkheid, in het Overkwartier des Stichts van Utrecht, zekerlijk eene der kleinsten, welke men, zo in dit Gewest, als elders, aantreft, als bevattende, in haare gantsche uitgestrektheid, niet meer dan vijftien Morgens gronds, van welken het Huis Rijnestein, waar van wij straks zullen spreeken, een goed gedeelte beslaat. De Ambagtsheerlijkheid legt in, en wordt, aan alle zijde, omvangen van de Heerlijkheid van Over-Jutfaas, van welke zij, nogthans, ten opzigte van eigenaar en regtsgebied, ten eenemaale onderscheiden is.

De reden dier afgescheidenheid is deeze. WILHELMINA VAN RIEBEEK, Vrouwe van de Heerlijkheid Over-Jutfaas, en tevens van de Ridder-Hofstad Rijnhuizen, in den Jaare 1608, het een en ander verkogt hebbende, aan den Heere NIKOLAAS VAN MALAPERT, wierdt uitdrukkelijk bedongen, dat de gemelde vijftien Morgens Lands, nevens eenige andere Voorregten, van de gemelde Heerlijkheid, voor altoos, zouden afgescheiden blijven. Om de voorwaarde der uitsluitinge te meer kragt te doen hebben, verworf men daar toe de bewilliging van ’s Lands Staaten; welke, zedert, meermaalen, is herhaald geworden. Onder het volgende Artikel zullen wij nader verslag doen van de Voorregten, aan deeze Ambagtsheerlijkheid verknogt.

< >