Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DELFT, Mr. DIRK VAN

betekenis & definitie

was een voedsterling van Hertog AALBRECHT VAN BEIJEREN,die hem, ten zijnen kosten, deed onderwijzen, tot zo verre, dat hij tot Doctor in de Theologie bevorderd werd; ’t welk, in dien tijd, iets zeldzaam was: om welke reden hem de Hertog, als zijn begunstiger, een jaarlijksch pensioen, tot een premie, toeleidde, en, om zijne zonderlinge gaven en geleerdheid, daarenboven, tot zijnen Hofprediker aannam. Men ziet het bewijs van dit alles in dezen volgenden brief.

Albrecht enz., doen condt allen luyden, want wij Mr. Dirk van Delft, van der Predicaren orde ter Jacobijnen te Utrecht, jaarlijkt tot scoolen geholpen hebben, also lange dat hij Doctor in Theologia geworden is, dat men heet meester in de Godtheid, daar ons sonderlinge lieve toe is, want geen ander in onse landen is, als wij vernomen hebben, ende om dat wij hem nu niet wille verlaaten, na den voorsz. gratie die hij als ons wail aangebracht is, met grooten arbeide ende koste verkregen heeft. Soo hebben wij Mr. Dirck voorsz. om ontfanlycken dienst, die hij ons gedaan heeft, ende noch of Godt wil alle dagen doen mach gegeeven ende geven mit desen brieven XX ouden schilden jaarljjks, LX grooten tot eenen schild gerekend, die wij hem bewijs hebben, ende bewijzen jaarlijks te ontvangen, uit onsen Thesorij binnen de vier hyligen Kersdagen naastkomenden, ende ontbieden en bevelen onsen Thesorier, die nu is, of naemaels wesen sal, dat hij Mr. Dirck voorsz. de voorsz. wedden alle jaaren op den tijd voorsz. uitryken en betaalen, ende daer af neemen syne brieven van kwijtinge, om voor ons daar mede te rekenen, sonder meer gebods of beveelinge van ons daer te hebben, vooirt ontsaen wij Mr. Dirck voorsz. met dese brieven voir onsen dienair ende familiair in onse Capelie voir ons te leeren ende te Prediken, alst wel Goddelykende leerlyc is, en beveelen alle onse Huisgezinnen, dat sy denselven Mr. Dirck daar voir houden ende sterken, dit sal gedeuren tot onsen wederseggen, in oirconde, gegeeven in den Hage op den 17den dag van December, Anno 1399.”

Zie BLEISWIJK, bl. 755.

< >