Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BAKHUIZEN, Ludolf

betekenis & definitie

vermaard Kunstschilder, is geboren op den 18den van de maand December des jaars 1631, te Embden, alwaar zijn Vader het ampt van Geheimschrijver, en onze LUDOLF, tot op den ouderdom van 18 jaaren, dat van deszelfs Klerk, waarnam. In het jaar 1650, kwam de jonge BAKHUIZEN te Amsteldam, met oogmerk om zig tot den Koophandel bekwaam te maaken.

In de schrijf- en reken-kunst zeer wel ervaaren zijnde, had zijn Patroon, de Heer BARTELOT, veel dienst van hem; doch genoot niet lang de vruchten van zijne bekwaamheid, vermits BAKHUIZEN zig op het tekenen van den Scheepsbouw naar ’t leven toeleide: waarom ’er toen reeds van hem gezegd werd, dat het leven zijn voorwerp, en de lust zijne leermeesteres was. Zijne vrienden rieden hem wel, het Penceel ter hand te neemen; doch hij zig onbekwaam verklaarende hetzelve te behandelen, spoorde zijn eerste Mecenas, ALDERT VAN EVERDINGEN, hem zo sterk aan, dat hij eindelijk het Palet in de hand nam, en een stukje vervaardigde, waar voorbij 10 guldens ontving. De vermaarde Zeeschilder, HENDRIK DUBBELS, deed hem, door zijne onderrichtingen, grooten dienst. Dit, gevoegd bij eene onvermoeide oefening, heeft het BAKHUIZEN zo verre doen brengen, dat zijn naam en kunststukken alom gepreezen werden. Ten bewijze daar van behoeven wij hier slegts te melden, dat de Burgemeesteren van Amsteldam, in het jaar 1665, hem bekwaam kenden, tot het vervaardigen van een groot schilderstuk, vol gewoel, van allerleiije Schepen en Jachten, met het gezicht van de stad in het verschiet; waar voor hem betaald werd de somma van 1300 guldens, en nog een geschenk daar boven. Dit schilderstuk heeft naderhand gediend tot een geschenk aan Koning LODEWIJK DEN XIV, die het zelve met groot genoegen ontvangen en op de zaal van de Louvre geplaatst heeft; waar uit de grootheid van ’s mans kunstvermogen genoeg is optemaaken. Hij overleed den 7den van de maand November des jaars 1709. Zijn Beeldtenis en omstandiger levensbeschrijving, kan men vinden bij HOUBRAKEN, in het tweede deel van zijnen Schouwburg, bl. 236- 244.

< >