1. Jonge hen, jonge kip (die nog niet of pas eieren legt); kuiken.
Het zal beteren als vader Koob zijn pensioentje trekt. Een geregeld sommetje, de tuin en het aarbeziënveld daarbij, de eiers van de jonge poeljen en de prijs van enkele soepkiekens, och, daarmee komen twee oude menschen zonder groote verlangens een heel eind ver, BLOMMAERT 1945, 210.
2. Jong meisje; ook schertsend of liefkozend in toep. op een meisje of een kind: lieverdje, schattebout, schatje, vrouwtje.
Neen, neen, met zo’n dingen zwans ik nooit... . Ik wil zeggen, het schijnt dat alle vrouwen stapelzot zijn van hem, ook nog de jonge poelekes van 20 jaar hé! Uitzending BRT 23/3/1980.