een methode die door de benutting van foto’s de vervaardiging van nauwkeurige basis- en schetstekeningen mogelijk maakt. Wordt vooral toegepast bij de vervaardiging van landkaarten.
Men onderscheidt terrestrische fotogrammetrie (terreinbeeldopmeting) en aërofotogrammetrie (luchtkartering). Bij de terreinopmeting worden de beelden met behulp van een iototheodoliet opgenomen. Vaak worden van één gebied vanuit verschillende standpunten twee opnamen gemaakt, waarvan de opnamerichtingen parallel lopen. Bestudeert men zo’n paar foto’s in een stereoplanigraaf, dan verkrijgt men een ruimtelijk beeld en de vereiste nauwkeurige meetwaarden voor de vervaardiging van een plattegrond of kaart met hoogtelijnen. Deze methode wordt vooral gebruikt bij opmetingen in het hooggebergte.