uitvloeiingsgesteenten; zie stollingsgesteenten, erwt. Zij behoort tot de vlinderbloemigen. Er zijn:
1i. peulen, waarvan de zaden nog in onrijpe toestand samen met de zachte peulen als smakelijke groente worden gegeten;
2. de gewone doperwten, met kleine, ronde, gele of groene zaden, die rijk aan eiwit en zetmeel zijn;
3. verder nog schokkers en kapucijners. De erwten worden in moestuinen meestal langs kippegaas of rijshout geleid en kunnen, daar ze in tegenstelling tot bonen minder gevoelig zijn voor vorst, meestal reeds in maart worden gezaaid. Voor hoender- en duivevoer wordt gewoonlijk een kapucijnerras verbouwd.