XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Wezenzorg

betekenis & definitie

Wezenzorg - Over het lot van wezen (letterlijk: beroofden, niet alleen ouderloze kinderen, maar alle onmondigen) in de Middeleeuwen is weinig bekend. Uit oude keuren weten we dat men in ons land de "bloedvoogdij" toepaste, d.w.z. de voogdij over ouderloze kinderen werd aan de naaste familieleden opgedragen. Vaak kwam daar niet veel van terecht en daarom werd in 1435 in A. de Weeskamer* opgericht, waar men zich het lot van de weeskinderen aantrok. In 1523 werd het Burgerweeshuis* in de Kalverstraat gesticht; in 1570 kwam het Maagdenhuis* tot stand. Vondelingen* vonden een plaats in het Aalmoezeniersweeshuis*, later Inrichting voor Stadsbestedelingen* genoemd.

Langzamerhand gingen ook kerkgenootschappen zich met het lot van de wezen bemoeien. In 1631 besloot de Waalse gemeente als eerste na de Reformatie een weeshuis te stichten, dat in 1633 aan de Lauriergracht werd geopend. De Engelse Kerk begon in 1651 een weeshuis op de Looiersgracht en in 1657 volgde het Diaconieweeshuis* van de Nederlands Hervormde Kerk aan de Amstel. In 1675 stichtten de Doopsgezinde Collegianten een weeshuis op de Keizersgracht. Van r.-k. zijde werd in 1661 het R.K. Jongensweeshuis* geopend, terwijl in 1738 het Nederlands Israëlitisch Jongensweeshuis* in de Zwanenburgerstraat in gebruik werd genomen. Behalve over dit jongensweeshuis beschikte de Hoogduitse gemeente over een meisjesweeshuis*, Rapenburgerstraat 171.

Ook de sefardische gemeente, de Portugees- joodse, had twee weeshuizen: voor jongens "Het Kompas" (Jodenbreestraat), voor meisjes "De Fortuin" (Zwanenburgerstraat), later "Het Middenhof" (Nieuwe Herengracht 121), in 1840 in een deel van het Nederlands Portugees-lsraëlitisch Zieken- en Oude Vrouwenhuis (Rapenburgerstraat hoek Rapenburg) en in 1868 in het officiële weeshuis, Nieuwe Prinsengracht 17. Van lutherse zijde werd ook veel aandacht aan het weeskind besteed. De Hersteld Evangelisch-Luthersen hadden hun in 1818 gestichte weeshuis eerst op de Nieuwe Herengracht, maar kwamen in 1826 in het voormalige Nieuwezijds Herenlogement*, het West-lndisch Huis*. Het weeshuis der Evangelisch-luthersen bevond zich sedert 1678 op de Lauriergracht en werd in 1811 overgebracht naar het Lutherse Oude Mannen- en Vrouwenhuis aan de Nieuwe Keizersgracht. In 1884 werd een gebouw aan de Weteringschans in gebruik genomen. De Gereformeerde kerken hadden sinds 1891 één paviljoen aan de Hugo de Grootkade 24; het werd met een tweede uitgebreid op nr. 28. Met de Inrichting voor Stadsbestedelingen* telde A. in 1859 dertien weeshuizen met een totaal aantal inwoners van 1.265 meisjes en 1.241 jongens op een bevolking van 243.304 Amsterdammers.

LIT. G.A.C. de Graaf, De wezenverpleging te Amsterdam, O.A. 1954, 71 en 86; ir. R. Meischke, Eerste weeshuis en weeshuispoort, O.A. 1975, 230; Paul van 't Veer, Multatuli en de Amsterdamse weeskinderen, O.A. 1978, 6; M.J. Biemond-Kam, De burgerwezen, O.A. 1979, 67; Lea Appel, Dat was het joodse meisjesweeshuis, O.A. 1980, 2; J. van der Steen, Weesjongen nam geen bestelling aan, O.A. 1980, 170; Ch. Boissevain, Het rooms-katholiek jongensweeshuis, O.A. 1980, 328.

< >