Wezenkleding - In 1920 werd het besluit genomen de kleding van de burgerwezen af te schaffen. Deze klederdracht, half rood half zwart, is nu alleen nog bekend van een schilderij van prof. Van der Waay*. Al in de Franse tijd had Lodewijk Napoleon bezwaar gemaakt tegen de opvallende kleding, maar de bevrijding van de Franse overheersing bracht ook weer het herstel van de oude klederdracht, die wel in grote trekken de mode gevolgd heeft, maar de typische kenmerken tot in de 20ste eeuw gehandhaafd heeft.
Ook de weeshuizen van de kerkgenootschappen hebben omstreeks dezelfde tijd met de traditie van de overigens minder opvallende zwarte wezenkleding gebroken, daarmee zich voegend naar de opvattingen van de eigen tijd. Overigens gaf deze kleding ook veiligheid aan de wezen. Iedereen wist dat deze kinderen bescherming van de stad genoten en zo liepen ze geen risico op beroving of aanranding, want iedereen hield toezicht. Het ergste vonden wezen de grote hemden, die nooit helemaal in de broeken pasten.
LIT. G.A.C. de Graaf, De wezenverpleging te Amsterdam, O.A. 1954, 71 en 86; B. de Ridder, De vroegere klederdracht der burgerwezen, O.A. 1965, 244; Thea Beekman, Saartje Tadema, 1990.