XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Vondelstandbeeld

betekenis & definitie

Vondelstandbeeld - Tijdens een maaltijd, gehouden ter gelegenheid van de Tollensfeesten op 31 okt. 1860 in Rotterdam, stelde de historicus en criticus Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink (1810-1865) voor om een standbeeld voor Vondel* op te richten. Mr. Jacob van Lennep* werd met de uitvoering van dit plan belast. Hij hield overal in het land lezingen over Vondel en diens betekenis voor de Nederlandse letterkunde en "collecteerde" voor het beeld. Koning Willem III gaf ƒ 600 (ƒ 400 minder dan zijn grootvader, die ƒ 1.000 geschonken had voor het standbeeld van Rembrandt*), koning Leopold I schonk 1.500 francs en keizer Napoleon III stortte 1.000 francs in de kas van het Vondelcomité.

Een beeldhouwer was snel gevonden: Louis Royer*, die ook de maker van het beeld van Rembrandt was. Royer zette de ruim twee meter hoge bronzen gestalte van Vondel, die een schoudermantel draagt, in zijn rechterhand een potlood en in zijn linkerhand een "blocnote" vasthoudt, in een leunstoel. Het voetstuk, in Friese steen uitgevoerd, werd ontworpen door P.J.H. Cuypers*. Aan de voorzijde werd een beknopte levensbeschrijving van Vondel gebeiteld. Op de linkerkant werd hulde gebracht aan wat de dichter voor stad en land deed en op de rechterzijde werden zijn voornaamste werken vermeld. Op de achterzijde staat te lezen "Scripsit Aeternitati", d.w.z. "hij schreef voor de eeuwigheid". Hoewel het standbeeld in 1863 gereed was, duurde het nog vier jaar voordat het op de huidige plaats werd onthuld. Over de plaats van het beeld was men het niet eens. Het zou eerst op een pleintje bij de Grimnessesluis komen, maar omdat daar de Nederlandsche Bank* was gepland ging dit niet door.

Er werd ook gedacht aan de Noordermarkt en aan de Torensluis. Het werd ten slotte het in 1865 geopende Rijen Wandelpark, dat later Vondelpark* werd genoemd. De onthulling vond plaats op 19 okt. 1867 door burgemeester Fock, die in zijn toespraak Vondel de "geniale kousenverkoper" noemde, die zijn tijd ver vooruit was. Tijdens het vervoer van het beeld werd er de dag tevoren een optocht gehouden, waarin allerlei praalwagens meereden. Op een van die wagens stond het beeld van de Faam en dit beeld werd op de hoek van de Keizersgracht en de Amstel door een boomtak onthoofd. Omdat het publiek dacht dat het het beeld van Vondel was, werd dit feit in een lied vereeuwigd, waarvan het refrein luidde: "Hop! Hop! Hop! Hop! Hop! Hop! Joost van den Vondel zonder kop!" Die vermoedde onthoofding van Vondels beeld werd in de nacht van 23 op 24 dec. 1982 werkelijkheid: het beeld werd van zijn voetstuk getrokken en het hoofd verdween. De vernieling volgde op de ongeregeldheden na de ontruiming van het kraakpand Vondelstraat 36. Op 14 jan. 1983 werd het hoofd van Vondel bezorgd op de stoep bij het gebouw van de Hoge Raad in Den Haag. De restauratie van Vondels standbeeld kostte ƒ 30.000. In 1992 werd het beeld als gevolg van reinigings- werkzaamheden beschadigd, waarna het werd opgeknapt.

LIT. M. Ree, Het standbeeld van Joost van den Vondel, O.A. 1965, 16.

< >