XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Vensters

betekenis & definitie

Vensters - Oorspronkelijk kleine groene glasschijfjes in lood gevat, die in de oudste huizen het licht binnenlieten. In de 17de eeuw waren deze ruitjes soms fraai versierd met veelkleurige medaillons. Het geheel was gevat in een houten raam, het kozijn, dat een kruisvorm had: het kruiskozijn. Langzamerhand werden de ruitjes iets groter en werden dan niet langer in lood gevat, maar in houten roeden. Als de middenstijl van het kruiskozijn komt te vervallen, ontstaat het schuifraam, dat van Engelse oorsprong heet te zijn.

Gedurende de hele 18de eeuw treft men nog de op geometrische grondslag berustende verhouding van lengte tot breedte bij de intussen steeds groter wordende ruitjes aan, waardoor het venster als geheel ook ten opzichte van de gevel een rustig beeld vertoont. De ontwikkeling van de glastechniek maakte het maken van steeds grotere ruiten mogelijk. De Franse tijd bracht voor de grote huizen het zogenaamde "fenĂȘtre a terre", het naar binnen openslaande raam. Maar in de 19de eeuw ging het begrip van maat en evenwicht niet meer op voor het toen in zwang gekomen zogenaamde T-raam (twee verticale ruiten met een horizontale ruit daarboven). Later is men weer naar betere oplossingen gaan zoeken (zie ook: Paarse ruiten; Snijramen).

Lit. J. Vriese, Vensters, O.A. 1959, 271; J.H. Kruizinga, Ornamenten aan huis en hof (I), 1963, 68; H. Janse, Vensters, 1971; H.J. Zantkuijl, Bouwen in Amsterdam, 1993, 197-220.

< >