Potgieter, E.J. - E.J. Potgieter (1808-1875), geldt als de representant van het genre "burgerschrijvers" uit de 19de eeuw. Deze typische liberaal en als makelaar aan de Beurs algemeen geachte Amsterdammer woonde in het statige huis Leliegracht 25. Men kan hem de vertegenwoordiger van de nationale romantiek noemen. Hij is de man geweest, die aan het letterkundige leven van de 19de eeuw - aanvankelijk bijna alleen (want zijn eerste medestanders, Bakhuizen van den Brink, Aernout Drost e.a., verlieten hem spoedig, de eerste werd historicus, de tweede overleed jong), later samen met zijn jongere vriend Cd.
Busken Huet - nieuwe richting en nieuwe inhoud heeft willen geven aan het letterkundige tijdschrift De Gids*. De Gids was jarenlang zozeer Potgieters werk, dat hij het maandblad wel eens bijna geheel volschreef. Toch is deze deftige, schrijvende makelaar nooit het middelpunt van een enthousiaste groep letterkundigen geworden, ondanks het onmiskenbare succes van zijn Gids. Daarvoor was wellicht zijn denkwijze, die bij voorkeur verpoosde in de grootheid van ons land in de 17de eeuw, toch te formalistisch, te traditionalistisch. In Oud-West is naar de makelaar- schrijver, wiens voornaamste werken "Jan, Jannetje en hun jongste kind", "Het Rijksmuseum" en "Kritische Studiën" zijn, een straat genoemd. Hij werd begraven op de Westerbegraafplaats*. Het beeld van zijn grafmonument, vervaardigd door de beeldhouwer prof.
F. Stracké (1820-1898), heeft van 1894 tot 1956 in het Rijksmuseum gestaan. Op 2 juni 1956 is zijn stoffelijk overschot naar de Nieuwe Oosterbegraafplaats overgebracht. Er is een passend monument gemaakt, waarin het beeld van prof. Stracké weer een plaats kreeg. Het werd onthuld door burgemeester d'Ailly*. Het woonhuis van Potgieter aan de Leliegracht kreeg in 1879 een gedenksteen en in 1882, nadat het pand herbouwd was, een witmarmeren portretbuste van de hand van H. Texeira de Mattos.
LIT. Potgieter en Amsterdam, M.A. 1943, 55; P.A. Ots, Het graf van Potgieter, O.A. 1954, 38; M.C. Emeis jr, Amsterdam in en om 1875, O.A. 1975, 350; Paul C.H. van der Goot, Het metalen kruis, O.A. 1977, 365; J.H. Kruizinga, 350 jaar Watergraafsmeer, 1979, 235.