XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Posterijen

betekenis & definitie

Posterijen - Van geregelde postverbindingen was in A. pas vrij laat sprake. Toen in Frankrijk al meer dan een eeuw geregeld postverkeer bestond, was hier de dienst nog opgedragen aan boden. Voor 1395 verleende de graaf dit ambt; in dat jaar kreeg de stad het recht. In 1544 wordt vermeld dat een zekere Jan de Vriese, "reysende in Coopluyden bootscappen mit der Stede busse", uit zijn ambt ontzet werd, omdat hij zich beledigend over de minderbroeders zou hebben uitgelaten. In 1547 benoemde en beëdigde de stad vier boden, maar die konden de hoeveelheid niet verwerken.

De kooplieden moesten vaak brieven aan schippers meegeven, en dat waren ongemakkelijke heren; zij eisten dan een veel te hoog bestelbon, en als men dat niet betalen wilde, werd gedreigd de brieven te verscheuren. In 1565 werd derhalve bepaald dat de boden de brieven van de schippers in ontvangst moesten nemen en bezorgen. In 1598 werd het Paalhuisje bij de Nieuwe Brug ingesteld, een soort postkantoortje, waar een paalknecht zitting hield, die alle brieven van schippers in ontvangst nam en registreerde. Het brieven register werd op de Beurs gehangen, de kooplieden konden hun brieven aan het Paalhuisje afhalen voor anderhalve stuiver per stuk. Er kwamen nu langzamerhand geregelde diensten op verschillende steden en de boden werden in een gilde verenigd. De reizen gingen beurten heten, later postritten. In 1618 werden aan het Paalhuisje twee gesloten brievenbussen geplaatst met daarop het wapen van Hoorn, resp. Enkhuizen. In 1624 werd van stadswege de eerste brievenbesteller aangesteld. In de 18de eeuw werd voor het eerst de briefpost, die nog altijd door de geadresseerde werd betaald, naar het gewicht van de brieven bepaald en ook geldzendingen waren toen mogelijk.

Midden 19de eeuw werd de postzegel geïntroduceerd en daarmee ging voortaan de verzender de portokosten betalen. Ook de routes werden nauwkeurig geregeld. De post op Rotterdam ging bijvoorbeeld over Amstelveen, Leimuiden, Rijnsaterwoude en Oudshoorn, tot de molenaarsbrug bij Alphen. Hier ontmoette de bode zijn Rotterdamse collega, met wie hij zijn brieven ruilde. In 1748, toen de stedelijke regering gewijzigd werd, moesten ook de vroegere postboden die tot postmeesters waren opgeklommen en rijke lieden waren geworden, hun ambt neerleggen. Toen werd bepaald dat de inkomsten van de posterijen voortaan ten goede zouden komen aan de provinciale kas, echter niet nadat de stedelijke overheid krachtig had geprotesteerd en er relletjes van de Prinsgezinden waren geweest om die overdracht aan de Staten in 's Prinsen geest te bespoedigen. De postmeesters kregen daarop schadeloosstellingen van de Staten en levenslange, soms zeer hoge jaargelden. Als "postcomptoir" kochten de Staten in 1753 de Stadspaardenstal*, schuin achter het Paleis (toen nog Stadhuis) gelegen. In 1829 werd deze geheel verbouwd. In dit kantoor moest men voortaan zelf zijn brieven komen afhalen.

Brievenbussen waren er ook nog niet, behalve die van enige schippers, die oogluikend werden toegestaan. Over het algemeen moest men dus ook zelf de post naar het postkantoor brengen. In 1847 evenwel deed de telegraaf zijn intrede in Europa en ook in Nederland (Amsterdam en Den Helder werden door een draad verbonden). Thorbecke benoemde toen een commissie om de wenselijkheid van een Staatstelegraafdienst te onderzoeken en hieruit ontstond een ontwerp voor staatsexploitatie, in 1852 aangenomen. Het Telegraafkantoor A. werd gevestigd hoek Hermietenstraat-Vijgendam, later in de Nes. Maar ook het postkantoor was te klein geworden en in 1856 werd, ter plaatse van het oude, een nieuw postkantoor betrokken, waarin ook de telegraaf onderdak vond. Het nieuwe gebouw was een ontwerp van C. Outshoorn*. Het moest in de volgende jaren (de post was staatsbedrijf geworden) herhaaldelijk worden uitgebreid. In 1893 betrok de post een houten loods op het Damrak, bekend als "de tent", omdat er een nieuw postkantoor zou komen.

Ruim vijf jaar heeft de P.T.T. in de loods gehuisd. In 1898 was het nieuwe postkantoor (gebouwd door de rijksarchitect C.H. Peters) weer op de plaats van het oude gereed. Het kreeg in de volksmond al gauw de bijnaam Perenburg, want bij de bouw zijn peervormige versiersels niet gespaard. Het gebouw is enige malen gemoderniseerd en is thans het winkel- paleis Magna Plaza. Van 1922 tot 1968 speelde het belangrijkste deel van het postverkeer zich af op het Centraal Station. Daar kwam de post binnen uit de brievenbussen en uit de van 1926 tot 1965 in gebruik zijnde trambrievenbusjes.

Ook de post van buiten arriveerde daar en werd er gesorteerd voor de kantoren in het district. Van daaruit vertrokken de bestellers, die (toen nog tweemaal per dag) hun vaste route deden. Het expeditiekantoor Amsterdam-CS werd begin 1968 buiten gebruik gesteld, want alle functies waren overgenomen door het nieuwe gebouwencomplex aan de Oosterdokskade 3-5 van de architecten prof. Ellerman, ir Van Gelderen en ir Visser. Dit complex, dat inmiddels de status van districtspostkantoor had gekregen, werd op 14 nov. 1968 officieel geopend door prins Claus. Door diverse interne verbouwingen is het nuttig vloeroppervlak in de loop van jaren met zo'n

7.000 m2 uitgebreid.Op 1 mei 1979 werd de eerste Nederlandse afdeling Automatische Briefpostverwerking in het districtspostkantoor in gebruik genomen. Deze apparatuur werd in 1981 uitgebreid met een optische lezer voor correspondentie die machinaal is geadresseerd. In 1981 kwamen ook de rijdende postkantoren. Deze bedrijfsvorm vond voornamelijk toepassing in de regio op plaatsen, waar uit het oogpunt van rendement een postin richting niet langer was te handhaven en op plaatsen die tot op dat moment verstoken waren van een postkantoor. In 2001 kon de postdienst in A. beschikken over een netwerk van 11 bij- postkantoren met bestelling (inclusief het districtspostkantoor) en 32 bijpostkantoren zonder bestelling.

De P.T.T. (Post, Telefoon, Telegraaf) is in 1991 naar de beurs gegaan en heeft als Koninklijke PTT Nederland vooral de aandacht van de kleine beleggers getrokken. In oktober 1995 volgde de verkoop van een tweede tranche aandelen KPN in bezit van de Nederlandse Staat. Hiermee daalde het belang van de Staat in KPN tot bijna 45%. Het concern is opgesplitst in PTT-Telecom voor alle data- en communicatiediensten en PTT-Postgroep voor post- en koeriersdiensten. De Postbank werd onderdeel van de ING-Groep. De postkantoren zijn een onderdeel van PTT Posterijen. De andere werkmaatschappij is KPN Telecom.

LIT. W.A. Bouma, Amsterdam en de ontwikkeling van de post, O.A. 1952, 85; mr W.5. da Costa en J. Giphart, Kleine Postkroniek van Amsterdam, O.A. 1968, 226 en 277; Van Postkoets tot Postcode, De Postgeschiedenis van Amsterdam, uitgave van de Vereniging van Postzegelverzamelaars, 1984; Peter-Paul de Baar, De weg van een brief, O.A. 1992, 102.

< >