XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Oude Kerk en Oudekerkstoren

betekenis & definitie

Oude Kerk en Oudekerkstoren - Opgravingen in en bij de kerk hebben nieuw licht geworpen op de oudste geschiedenis. Bij de restauratiewerkzaamheden is men gestuit op fundamenten van oudere bouwwerken. De tegenwoordige kerk is door drie gebouwen op dezelfde plaats voorafgegaan. Tijdens de opgravingen door het I.P.P.* in 1963 vond men in het Hoge Koor onder de plaats van het voormalige altaar een skelet, dat op vier meter onder het tegenwoordige maaiveld was begraven in een boomkist, vermoedelijk uit rond 1200, wat duidt op de aanwezigheid van een kapel. De geschiedenis van de huidige kerk, die uitrijst boven de pittoreske omgeving, gaat terug tot het begin van de 14de eeuw.

In 1306 werd zij ingewijd als een kleine kruiskerk. De vermaarde gildekapellen zijn van latere tijd, zodat zich in en aan het gebouw de architectuur van enige eeuwen laat aflezen. Geslachten hebben eraan gearbeid, hebben het gebouw vergroot, verfraaid en gerestaureerd. In 1369 werd de Oude Kerk aan Sint Nicolaas toegewijd, een gotische hallenkerk, dat wil zeggen met drie beuken van gelijke breedte en hoogte. In de 16de eeuw is de middenbeuk veel hoger opgetrokken, waardoor zware houten dwarsbalken het geheel moesten schragen. In 1558 werd een nieuw koor gebouwd, waarvoor de kosten bijeengebracht werden door een loterij, zoals toen te doen gebruikelijk was. In die tijd kwamen er ook tal van kapellen bij en een portaal aan de zuidzijde, waarboven de Ijzeren Kapel* werd gebouwd, eigenlijk een stenen kapel met ijzeren deuren, waarin de privileges van de stad werden bewaard. Ook het Hamburgerkoor werd toen aangebouwd, reminiscentie aan de Hanzetijd. In de 16de eeuw werd ook de nieuwe toren gebouwd, ter vervanging van de lage, oude gotische en gedeeltelijk daaromheen. Joost Jansz.

Bilhamer* bouwde de huidige; de spits werd ontworpen door Jelis Jansz. van Groningen. In 1566 was de toren gereed. In de toren hangt het prachtige klokkenspel van François Hemony*. Deze althans heeft de beiaard "verandert, verbetert en vergooten". Er hangen thans 39 klokken, waarvan er 35 van Hemony zijn. Dit carillon wordt tot de mooiste van het land gerekend. De luidklokken hangen nog hoger. Daar is er een van 1500 bij, de oudste van de stad! In 1931 is het klokkenspel grondig gerestaureerd. Toen is er een klokje bijgekomen. Een van de luidklokken, die een tijdlang in het torentje van het American Hotel heeft gehangen, is weer in de Oudekerkstoren teruggebracht (zie: Boomklok).

Ook in 1938 is een bescheiden begin gemaakt met een restauratie. Talloze bezienswaardigheden bevat het oude interieur. Drie grote glazen bijvoorbeeld, daterend uit 1555, maar hernieuwd in 1761, waarvan vermoedelijk het laatste "Sterfbed van Maria" door de beroemde Gouwenaar Dirk Crabeth ontworpen is. Zo zijn er ook de ranke, sierlijke doopkapel, later de grafkapel van het burgemeestersgeslacht De Graeff, een eikenhouten preekstoel uit omstreeks 1640, een prachtig uit 1724 daterend orgel, mooie portalen, merkwaardige gestoelten, het rijke koorhek met het mooie koperwerk, en dan de grafmonumenten: het epitaaf van admiraal Jacob van Heemskerck* uit 1609 door Hendrick de Keyser* ontworpen, het mooie, gepolychromeerd hout voor Corn. Jansz. de Han uit 1633, het marmeren epitaaf voor vice-admiraal Willem van der Zaan uit 1670, een werk van Rombout Verhuist, en van dezelfde meester het epitaaf voor vice-admiraal Isaac Sweers. Hier bespeelde Jan P. Sweelinck* als stadsorganist het kleinste van de twee kerkorgels*, voor de burgers, die 's avonds van 6 tot 7 uur in de kerk waren en luisterden naar de schone tonen die de beroemde organist aan zijn instrument wist te ontlokken. Op 28 sept. 1965 werd het grote orgel voor de duur van de restauratie van de kerk buiten gebruik gesteld. Op diezelfde datum werd het gerestaureerde Sweelinck-orgeltje opnieuw in gebruik genomen door organist Klaas Bolt (van de Bavo-kerk in Haarlem). De kerkdiensten in het gerestaureerde noordelijke deel van de kerk werden door dit orgeltje begeleid.

Op 15 juni 1951 kwam het bericht dat de kerk wegens bouwvalligheid gesloten moest worden. Op 25 mei 1955 werd de "Stichting de Oude Kerk te Amsterdam" opgericht. De Hervormde gemeente heeft het gebouw in eigendom overgedragen aan deze stichting, die zich ten doel stelt dit belangrijke monument in goede staat te brengen en te houden. Nog in dezelfde week nam de restauratie daadwerkelijk een aanvang. Het gerestaureerde carillon van de Oude Kerk werd in apr. 1965 in gebruik genomen (14 oude en 33 nieuwe klokken met randschriften van Edo Smit). De restauratie van de Oude Kerk, waarschijnlijk de langste ooit, duurde van 1955 tot 1979 en daarbij springen twee namen naar voren: prof. ir C. Wegener Sleeswijk, die bijna een kwart eeuw deze gigantische operatie leidde, en mej. B.M. Bijtelaar* (1898-1978), die het meest van allen de historie van deze kerk in woord en geschrift heeft uitgedragen.

Op 14 mrt. 1979 werd de Oude Kerk in aanwezigheid van prinses Beatrix en prins Claus feestelijk heropend. In 1981 werd de walmuur aan de kant van de O.Z. Voorburgwal geheel vernieuwd; het Oudekerksplein kreeg een nieuwe indeling. In 1985 droeg de Stichting Amsterdam Versierd een gerestaureerd houten tochtportaal uit het begin van de 17de eeuw over aan het bestuur van de Oude Kerk. Dit portaal stond oorspronkelijk in de middeleeuwse Nieuwezijds Kapel. In 1998 werd opnieuw een restauratie afgesloten, waarbij o.a. een drainagesysteem werd aangelegd. Uniek zijn de voorzetramen van de gebrandschilderde ramen, die bescherming moeten bieden tegen vandalisme en tegelijk de vochtigheidsgraad verlagen naar zo'n 70 procent. In de kerk ligt Saskia van Rijn, de eerste vrouw van Rembrandt, begraven.

LIT. H. Janse, Vondsten in de Oude Kerk, O.A. 1952, 54; id., Restauratie van de Oude Kerk, 1957, 256 en 1958, 43; B.M. Bijtelaar, De Hamburgerkapel, O.A. 1957, 10; id., Het Snijders- en het Vrouwenkoor van de Oude Kerk, J.A. 1962, 49; drs H.H. van Regteren Altena, De opgravingen in het hoge koor van de Oude Kerk, J.A. 1964, 11; B.M. Bijtelaar, De Kooromgang in de Oude Kerk, J.A. 1965, 11; id., Het middenschip van de Oude Kerk, J.A. 1973, 13, 1974, 35, 1975, 17 en 1976, 49; prof. ir C. Wegener Sleeswijk, Restauratie van de Oude Kerk, O.A. 1979, 158; F.C. Stam, Wij komen ook voor het orgel, 1981; Chr. van de Ven, A. van de Kraats, De luidklokken van de Oude Kerk, 1982; J.A.J.M. Verspaandonk, De koorbanken van de Oude Kerk in Amsterdam, 1984; A. van Rooyen, De Oude Kerk te Amsterdam in vogelvlucht, 1985; M.B. de R., Tochtportaal van de Nieuwezijdskapel in de Oude Kerk, O.A. 1986, 9; J. Baart, De oorsprong van het Oudekerksplein, O.A. 1997, 277; Gerrit Vermeer en Ben Rebel, Historische Gids van Amsterdam, De Oude Binnenstad, 2000, 15-22.

< >