Opgravingen - Hoewel voor de Tweede Wereldoorlog reeds enkele malen van wetenschappelijke zijde aandacht werd besteed aan losse bouwputvondsten, is pas na 1945 het systematisch oudheidkundig bodemonderzoek begonnen. In 1951 werd het Instituut voor Prae- en Protohistorie (I.P.P.*) van de Universiteit van A. opgericht. De bedoeling was om door middel van opgravingen meer inzicht te krijgen in de nederzettingsgeschiedenis van Amstelland en Amsterdam. De werkzaamheden van dit instituut breidden zich door de bouwactiviteiten in de stadskern dermate uit, dat werd aangedrongen op de instelling van een stadsarcheoiogische dienst. Met het oog op de aanleg van de oostlijn van de metro in 1972 werd een archeologische afdeling bij Publieke Werken en het Amsterdams Historisch Museum ingesteld.
Er kwamen een stadsarcheoloog (J. Baart) en een gemeentelijke archeologische commissie, waarin naast het I.P.P. de Gemeentelijke Archiefdienst, de gemeentelijke Dienst Bouw- en Woningtoezicht, het Amsterdams Historisch Museum en het Bureau Monumentenzorg vertegenwoordigd waren. Behalve over de mobiele vondsten hebben de opgravingen een groot aantal gegevens verschaft over de wijze van bouwen in A., in het bijzonder over de toegepaste funderingstechnieken en de gebruikte bouwmaterialen. Op een sinds lang onbebouwd terrein, dat zich langs de Wijde Kerksteeg uitstrekte van Oudekerksplein naar Warmoesstraat, werd in 1954 de eerste opgraving gedaan. In 1962 werd na afbraak van acht percelen ten behoeve van een parkeerplaats voor de toenmalige Rotterdamse Bank het enige onderkelderde perceel Nes 74 opgegraven. Toen op 16 febr. 1963 het 19de- eeuwse pand van de firma C. & A., Damrak 69-79, afbrandde, was dat een mooie gelegenheid om een jaar later de bouwput te onderzoeken. Een andere bouwput, gegraven voor de bouw van een nieuwe vleugel van Hotel Krasnapolsky in de Sint Jansstraat 12-40, was tussen 1959 en 1966 eveneens "voer voor archeologen". In 1966 en 1967 werd de ondergrond van de afgebroken panden Warmoesstraat 98 en Beursstraat 32 aan een archeologisch onderzoek onderworpen. Voorafgaand aan de restauratie van de Sint Olofskapel tussen 1969 en 1979, werd een onderzoek ingesteld naar de oudste bouwfasen van de kapel, de bouw van de voormalige Olofspoort (afgebroken in 1618) en de eerste stadsversterking. Ook gedurende de restauraties van de Oude en de Nieuwe Kerk (respectievelijk in 1955 en 1968, en in 1973-1974) werden interessante vondsten gedaan.
In jan. 1970 bracht een tweede brand op het Damrak, nu op nr. 49, de archeologen in de weer en men ontdekte toen, dat dit pand, gebouwd in 1900, als "jas" heeft gediend voor een middeleeuws houtskelet. Belangrijke vondsten werden gedaan tijdens de aanleg van de metro. Tussen 1 jan. 1972 en 1 jan. 1974 werden achttien caissons afgezonken op het traject Zuiderkerk- Weesperplein. Er werden scheepswrakken, een groot aantal kleine metalen voorwerpen (knopen, gespen, muntgewichten en kralen) en tal van funderingen gevonden, die een nieuw licht wierpen op de wordingsgeschiedenis van A. Men was vooral enthousiast over de vondsten, gedaan in de Lastage en de Nieuwmarktbuurt, een van de oudste industriegebieden van Europa. Er is een fabriekshal gevonden, waar scheepstimmerlieden en textiel-ambachtslieden werkten. Ook een gietijzeren ketel, gebruikt als brouwketel voor de scheepsbouw, kwam te voorschijn. Op het terrein van het in 1977 door brand verwoeste Hotel Polen werden vondsten gedaan die de stelling ondersteunen dat A. al in het begin van de 13de eeuw een stedelijke samenleving was, waar twee- a driehonderd huizen stonden. A. zou van oorsprong geen vissersplaats, maar een nederzetting van handwerkslieden zijn. De brand in de voormalige bioscoop Cinema Royal op de Nieuwendijk (1979) leverde nieuwe bewijzen op van industrie uit de 13de eeuw, toen op een diepte van ruim vier meter enkele ijzer- ovens werden blootgelegd.
Dat kon worden vastgesteld aan de hand van eveneens aangetroffen ijzeren voorwerpen als messen, spijkers, pijlpunten, vishaken en ander gereedschap. Volgens stadsarcheoloog Baart is de oudste geschiedenis van A. toe aan herziening. Ook op de plaats waar het Stadhuis/Muziektheater kwam, op het Waterlooplein, werden in 1981 vondsten gedaan bij het uitgraven van de 17de- en 18de-eeuwse huizen met afval- en waterputten. Men vond onder andere stukjes lood, die men vroeger aan het vlees deed, met daarin het woord "kosjer" gedrukt. De meeste opgegraven voorwerpen worden bewaard en tentoongesteld in het Amsterdams Historisch Museum. Regelmatig organiseert dit museum speciale exposities, zoals "Amsterdam in de put" (1976) en "De bodem vertelt" (1979), waarin een overzicht van het gevonden materiaal wordt geboden. De jury voor de Karel van Mander- en Bucheliusprijzen besloot in 1978 eenstemmig de Bucheliusprijs 1977 toe te kennen aan Jan Baart, W. Krook, A. Lagerwey, N. Ockers, H. van Regteren Altena, T.
Stam, H. Stoepker, G. Stouthart en M. van der Zwam voor hun publicatie "Opgravingen in Amsterdam", 20 jaar stadskernonderzoek" (1977). Tijdens werkzaamheden in de Warmoesstraat werden in juni 1983 de funderingen blootgelegd van een stenen huis, dat daar rond 1300 moet hebben gestaan. In 1986 ontdekten archeologen op de kop van de Zeedijk, waar een nieuw Golden Tuliphotel werd gebouwd, de resten van drie stenen huizen en van een scheepswerf anno 1400. In 1987 werd op de hoek van de Nieuwendijk hoek Nieuwe Nieuwstraat de oudste bebouwings- laag van A. bereikt, die voorwerpen uit de periode 1175-1225 opleverde.
Daartoe behoorden een met fijne koperspijkertjes beslagen kastdeurtje en gewichten van een staand weefgetouw. Het oudste paar schoenen, ooit gevonden, kwam daar aan het licht. Uit dit alles blijkt dat de "Oude Zijde" van A. iets jonger is dan de "Nieuwe Zijde". De misschien wel meest spectaculaire vondst werd gedaan in het voorjaar van 1994 aan de Nieuwezijds Kolk. Bij opgravingen voor de nieuwbouw stootte men op een muur die men in eerste instantie voor een oude stadsmuur hield, maar die volgens stadsarcheoloog Baart wel eens een muur kon zijn van het kasteel van Aemstel*, al door Joost van den Vondel in zijn 'Gijsbrecht' bezongen als staande op de plaats van de Schreierstoren, aan de andere kant van de middeleeuwse binnenstad.
LIT. Dr L. Jansen, De oude stadsmuur van Amsterdam, O.A. 1965, 76 en 252; J. Baart, Opgravingen bij Nieuwendijk tonen het oudste Amsterdam, O.A. 1982, 86; id., 800 jaar Rokin; opgravingen op de plaats van het verdwenen Hotel Polen, O.A. 1983, 51; id., Scheepswerf en stenen huizen op kop van Zeedijk, O.A. 1986, 65. Zie ook: Kasteel van Aemstel.