XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Keppler, ir Arie

betekenis & definitie

Keppler, ir Arie - Ir Arie Keppler (1876-1941), trad in 1906 op 29-jarige leeftijd als volontair bij Bouw- en Woningtoezicht* in dienst. Al snel werkte hij zich op tot ingenieur en afdelingshoofd en werd hij de naaste medewerker van J.W.C. Tellegen*, directeur van Bouw- en Woningtoezicht (en burgemeester van 1915 tot 1921). Keppler werd in 1915 de eerste directeur van de nieuwe Woningdienst*. Op voorstel van Wibaut* bouwde Keppler in 1917 de eerste woningen voor Belgische vluchtelingen op het terrein van Obelt* aan de Grasweg, die twaalf jaar later werden gesloopt voor de expansie van de Dordtsche Petroleum Maatschappij.

Na de moeizame start in 1915 draaide de Gemeentelijke Woningdienst rond 1920 op volle toeren. Architecten van naam en faam ontwierpen tientallen projecten voor sociale woningbouw. "Men bouwt aan een nieuw en edeler tijdvak", aldus Keppler in zijn revolutionaire circulaire, die verscheen aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Keppler ging in 1937 met pensioen, nadat een jarenlange strijd was gevoerd tussen de afdeling Stadsontwikkeling* van de Dienst der Publieke Werken* en de Woningdienst. In 1934 kwam Stadsontwikkeling met het Algemeen Uitbreidingsplan* (AUP), terwijl in 1924 al het boekje "Amsterdam: stadsontwikkeling, volkshuisvesting" van de hand van Keppler was verschenen. Keppler liet A. dertigduizend woningen na en wist ook de beste architecten aan te trekken, zoals Berlage* en De Klerk*. Hij liet de achterbuurten afbreken en ijverde voor de in zijn ogen ideale woning: een eengezinshuis met tuin.

LIT. Egbert Ottens, Ik moet naar een kleinere woning omzien, want mijn gezin wordt te groot, 1975; id., 75 jaar volkshuisvesting in Amsterdam, O.A. 1990, 226, 282 en 1991, 24; Paul Arnoldussen en Annemarie de Wildt (red.), Stadsgezichten; honderd grote Amsterdammers uit de twintigste eeuw, 1999; Frank Smit, Arie Keppler, woninghervormer in hart en nieren,

1991.

< >