Hooft, Cornelis Pieterszoon - Cornelis Pieterszoon Hooft (1547-1626), vader van de dichter Pieter Corneliszoon Hooft*, werd geboren uit een Zaans geslacht van schippers en graanhandelaren. Reeds zijn vader had zich te A. gevestigd. De familie moet vrij welgesteld geweest zijn, want hij kreeg een goede opvoeding en ging al vroeg naar het buitenland. Nauwelijks thuis, moest hij in 1569 de stad weer verlaten wegens het ondertekenen van een de Spanjaarden niet welgevallig rekwest. In 1574 keerde hij voorgoed uit den vreemde terug, vertoefde eerst vier jaar te Hoorn en kwam in 1578 na de Alteratie* naar A.
Hooft was een typische humanist, libertijn, breed van visie en had een scherpe blik voor zaken en voor politiek. Hij dreef in A. een haringhandel, woonde eerst aan het einde van de Nieuwendijk en na 1600 in een groot koopmanshuis op het Singel bij de Jan Roodenpoortstoren*. In 1582 werd hij schepen* van A., in 1588 burgemeester. Twaalf keer is hij burgemeester geweest. Vondel* schetste hem in zijn "Roskam" met de volgende woorden: "Een hoofd vol kreucken, een geweten zonder rimpel". Als man van karakter werd Hooft hoog gewaardeerd, zijn rechtschapenheid maakte diepe indruk op zijn tijdgenoten. Hij is in het hoogkoor van de Nieuwe Kerk* begraven. Een schilderij met zijn beeltenis, door C. van der Voort, hangt in het Rijksmuseum.
LIT. H.A.E. van Gelder, De levensbeschouwing van Cornelis Pieterszoon Hooft, 1918; ir F. Muller van Brakel, Twee Amsterdamse burgemeesters, O.A. 1956, 54; id., Een welvarende familie, O.A. 1956, 114.