XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Amsterdam (III)

betekenis & definitie

Amsterdam (III) - Bouw van de replica. De Oost-lndiëvaarder "Amsterdam" (zie: Amsterdam (II) was een schip van de Verenigde Oost- Indische Compagnie* (VOC), van 1602 tot 1795 het grootste scheepvaart- en handelsbedrijf ter wereld. Vanaf 1 mei 1985 tot voorjaar 1991 werd het als replica in A. nagebouwd. We vinden deze replica aan een steiger aan de achterzijde van het Nationaal Scheepvaart Museum. De bouw was een initiatief van de stichting "Amsterdam bouwt Oost-lndiëvaarder".

Deze had voor ogen om met de replica de manifestatie SAIL 1990 te openen. Aan de hand van de gegevens die duikers voor de kust van het Engelse Hastings verzamelden van de "Amsterdam", die daar op zijn eerste reis was vergaan, en met behulp van film en video-opnamen kon het schip globaal worden gereconstrueerd. Voor detailkwesties werd het schaalmodel van het VOC-schip in het Rijksmuseum bestudeerd. In 1982 had de gemeente A. het scheepsbouwbureau P.H. de Groot opdracht gegeven de praktische haalbaarheid van het project te onderzoeken. Op grond van hun bevindingen is gekozen voor een project waarbij op grote schaal werklozen werden ingeschakeld, die er werkten met behoud van uitkering. De kosten werden geraamd op 5,6 miljoen en werd goeddeels gedekt door de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken: samen waren zij goed voor 3,5 miljoen. De gemeente A. deed er nog één miljoen bij. De stichting bracht de resterende gelden bijeen door sponsors, giften en verkoop van posters, enz. Op 1 mei 1985 was de kiel gelegd en loste burgemeester Van Thijn om 15.15 uur het startschot voor de bouw. Er werd gewerkt met drie betaalde oudere krachten.

De algemene leiding berustte bij scheepsbouwmeester Kees van der Meer. Behalve uit de al genoemde werklozen met behoud van uitkering bestond het vrijwilligerskorps uit mensen in de VUT en gepensioneerden, onder wie personen uit de jacht- en zeilschepenbouw. Jan van Wijck was de baas in de touwslagerij, de beeldhouwgroep stond onder leiding van Herman Kitting. De kiel van de Amsterdam is 38,5 m lang, 56 cm hoog en 45 cm breed, evenals de spanten, 79 in getal, geheel bestaande uit gelijmde delen. De houtsoort typen zijn: bankizai voor de dekplanken, iroko voor de romp en azobe voor de binnenkiel. Het schip is tussen voor- en achtersteven 42,5 m, ofwel 150 voet lang. De hoogte van het schip is 17,5 m, die van het roer 10 m. De dekken op het schip zijn: boven het campagnedek, het verdek loopt bijna over het gehele schip, het overloopdek loopt van voor tot achter, het koebrugdek heeft soldatenverblijven en onderin ligt het bakdek. Geheel onder is het laadruim. Vroeger werden ca. 68 soorten touw gebruikt, nu maar 27.

De beelden op de achterspiegel zijn ca. 3 meter hoog en stellen Mercurius en Neptunus voor. De laatste heeft het hoofd gekregen van Van der Meer. De masten zijn vervaardigd bij de scheepswerf "Het Kromhout" aan de Hoogte Kadijk, en wel de boegsprieten fokkenmast, de grote en de achter- of bezaansmast. Er zijn 42 vuurmonden. De grote mast steekt 56 meter boven de kiel uit. Het versierde achterdeel is het hakkebord en daaronder de spiegel. De bouw vergde in totaal ca. 170.000 arbeidsuren, de totale kosten kwamen op ca. 8,5 miljoen. De replica, een prachtig werkstuk, opende zoals voorzien de SAIL 1990, zij het niet met de trotse bouwers aan boord, maar met catering, sponsors en hun gevolg. De Amsterdam is nu een museumschip, een toeristische attractie, waarop acteurs het barre scheepsleven ten tijde van de Gouden Eeuw doen herleven.

Lit. Jerzy Cawronski, Leven en werken op de Amsterdam, O.A. 1990, 198.

< >