Een bijenvolk bestaat des winters uit een koningin (moer of moeder) en ongeveer twintig duizend werkbijen. In Juni bevat een goed volk ongeveer vijftig duizend werkbijen.
Dagelijks worden er dan duizenden bijen geboren; de woning raakt overbevolkt en de uittocht van de koningin met een gedeelte der werkbijen wordt voorbereid. Die uittocht noemt men,,zwermen”. Voordat een volk zwermt, worden darrencellen gebouwd, cellen, grooter dan de werkbij cellen; de darren zijn de mannelijke vertegenwoordigers in den bijenstok. Spoedig na den bouw van darrenraat, worden ook de koninginnecellen of moerdoppen gebouwd. Deze gelijken op eikels. De larve, die uit het eitje komt, dat de koningin in de moerdop heeft gelegd, krijgt bijzonder toebereid voedsel en uit de larve wordt een koningin geboren.
Een koningin kan willekeurig een bevrucht of een onbevrucht eitje leggen. Uit een onbevrucht ei wordt een dar geboren, uit een bevrucht ei een koningin of een werkbij. Een koningin, die niet bevrucht is geworden, legt eieren, waaruit alleen darren worden geboren; een dar heeft dus slechts één ouder.Zoodra de koninklijke larve van voedsel is voorzien, (,,in de melk ligt” is de imkersuitdrukking), kan men den zwerm verwachten. Bij slecht weer wordt het zwermen uitgesteld. Als de jonge moeder bijna volwassen is en spoedig uit de cel zal komen, is de drang tot zwermen het sterkst. Bij het zwermen storten zich tienduizenden bijen naar buiten, de honingmaagjes gevuld. Onder hen bevindt zich de oude koningin. Deze hecht zich aan een boomtak of boomstam en de bijen vormen een tros om haar heen.
Die tros is de zwerm. Hij blijft eenige uren hangen en indien hij niet vakkundig geschept wordt, vliegt hij weg naar een, door de speurbijen vooraf uitgezochte woonplaats. Een week na het afvliegen van den eersten zwerm (voorzwerm, bromzwerm of brandzwerm), kan men iets bijzonders opmerken aan het volk. Als men het oor ’s avonds op den woningwand drukt, hoort men een eenigszins schor geluid, dat klinkt als ,,kwakwa”. Dit is een jonge moer, die nog in de cel vertoeft en zich op die manier op de hoogte stelt, of er reeds een andere jonge moer onder het volk aanwezig is. Is dit het geval, dan stoot deze laatste een fluitend geluid uit, dat klinkt als,, tuuttuut” en regelmatig herhaald wordt.
Den volgenden morgen komt er weer een zwerm uit de woning, de tutende moer met een deel der bijen vertrekt en de kwakende moer verlaat haar cel. Deze zwerm is een nazwerm en heeft een jonge onbevruchte koningin. Vaak komt er nog een derde zwerm, maar dan worden de overige koninginnen in de moerdoppen gedood en het volk begint een nieuw leven.
Soms wordt de oude koningin gedood en bevat de voorzwerm een jonge koningin; dat heet een „zingende voorzwerm”. Soms verlaat na de overwintering een volk, dat weinig of geen voer meer heeft, in zijn geheel de woning; dit heet een hongerzwerm.