Teken zijn vrij groote mijten, welke behooren tot de familie der spinnen. Zij hebben een leerachtige huid.
Vooral de wijfjes hebben de eigenaardigheid, dat ze zich geheel en al vol kunnen zuigen met bloed en, doordat het achterlijf zeer rekbaar is, tot een blauwzwart, op een vlierbes gelijkend bolletje kunnen opzwellen. Zij hebben een lengte van 4 millimeter en zijn in volgezogen toestand zoo groot als een duiveboon. De veel kleinere mannetjes zitten bij de paring aan de buikzijde der wijfjes met den kop achterwaarts. Het beste zijn hier te lande de schapenteek en de hondenteek bekend. Zij leven in bosschen tot zij gelegenheid krijgen, zich aan een schaap, rund of hond vast te zuigen. Op paarden komen ze hier zelden voor; in Afrika veel (boschluizen).
Welvindt men ze soms hier bij fazanten en bunzings. Zij hebben acht pooten, elk voorzien van twee nagels, waarmee zij zich vasthouden. Trekt men ze ruw af, dan blijft de kop in de huid zitten. Besmeert men echter het dikke achterlijf met slappe carbol, petroleum, spiritus of iets dergelijks, dan laten ze na eenigen tijd los.In Amerika zijn groote soorten teken, die bij hun steek de huid prikkelen en zweren veroorzaken.
De teken zijn soms overbrengers van ziekten. Bekend is het bloedwateren, de zgn. meerweide, wee of roode mier, een ziekte bij het vee, dat op lage, moerassige weiden loopt, vooral, indien er kreupelhout omheen is. De teken brengen een bloedparasiet over, welke in de bloedlichaampjes leeft en daaruit de bloedkleurstof losmaakt; de nieren scheiden dan deze bloedkleurstof uit. De ziekte kan soms doodelijk verloopen. Niet alle dieren zijn er vatbaar voor.
Men meent ook, dat de teken de overbrengers zijn van de in Amerika zoo gevreesde Texaskoorts, dezelfde ziekte in ernstiger vorm.
In Afrika komt een ziekte bij menschen voor, welke tekenbeetkoorts genoemd wordt en op een goedaardige vlektyphus gelijkt. Hoofdpijn, koorts, uitslag aan handpalmen en voetzolen, lichtschuwheid zijn de verschijnselen. Na tien dagen is de koorts geweken. De smetstof is niet bekend; wel kan de ziekte op marmotten overgeënt worden.