Stooten. Elkaar met de ellebogen stuiken (Vlaanderen).
Waschgoed stuiken (stampen) met den stuik (stamper). Het waschgoed komt daarna in de stuikmand (mand voor het gestuikte goed). Voorover stuiken (Zeeland). Van den zolder stuiken. De stuiknaad van kettingschalmen is de naad, waar de einden van den schalm witgloeiend tegen elkaar zijn geweld. De stuikvoegen van metselwerk zijn de plaatsen, waar de korte einden van de steenen elkaar raken.
De stuiknaad van vloerdelen: waar de koppen tegen elkaar liggen. Stuiknaad van gesoldeerde stukken: waar de einden tegen elkaar zijn gesoldeerd (niet over elkaar). Stuiken of koken van klinknaden : dichtzetten van de randen van samengeklonken dikke ijzeren platen van den scheepsromp of den stoomketel om een waterdichte verbinding te krijgen, hetgeen geschiedt met den zetbeitel of kookbeitel. Opstuiken: een gloeiende ijzeren staaf, door stooten tegen de einden, plaatselijk dikker maken. Samenstuiken: door stooten in elkaar drijven. Gestuikte dijbeenhalsbreuk: wanneer de breukstukken in elkaar zijn geperst.
Stuikingsbreuk van een wervel: compressiebreuk. Verstuiken van den voet: eigenlijk: door stooten het voetgewricht bezeeren. Bij buigen van een staaf ontstaat rekking aan den buitenomtrek en stuiking aan den binnenomtrek.Een stuik is voorts een stapeltje: een stuik turf. Een stuik koren: een aantal schooven tegen elkaar geplaatst, een hok, een garst.