Gepubliceerd op 18-08-2020

Statenvertaling

betekenis & definitie

De vertaling van den Bijbel uit het Hebreeuwsch en het Grieksch, op last van de Staten-Generaal, volgens besluit van de Synode van Dordrecht en in de jaren 1619—1635 tot stand gekomen. In deze vertaling is de Bijbel het meest bekend.

De vertalers waren predikanten uit de verschillende gewesten. De gewestelijke verschillen der taal waren destijds grooter dan thans en er bestond ook geen eenheid van schrijfwijze. Deze omstandigheden maakten de samenwerking moeilijk. De vertaling geschiedde letterlijk zonder dat getracht werd, de ziel van de Israëlitische en Grieksche bijbelschrijvers te doorgronden en hun gedachten in eigen taal weer te geven, en zonder rekening te houden met het verschil in taaleigen. Hebreeuwsch is de zegswijze: ,,Ende het geschiedde”. ,,Ende God zag het licht dat het goed was.” Het Hebreeuwsch beschikt niet over zooveel voegwoorden (doch, echter, evenwel) als het Nederlandsch. Het veelvuldig voorkomen van deelwoorden is een eigenaardigheid van het Grieksch.

De bewerkers stonden in taalkennis bij de deskundigen van tegenwoordig achter. Toen de klachten over die Statenvertaling luider begonnen te worden, besloot de Synode der Nederl. Herv. Kerk in 1848 een nieuwe vertaling te laten maken. Dat is de Leidsche Vertaling.

< >