Een staalsoort, welke ontstaat door oppervlakkige ontkoling van een gietstuk uit gewoon gietijzer, waardoor de buitenste lagen de eigenschappen van smeedijzer krijgen. Gietijzer bevat veel koolstof en daardoor is het hard, broos en niet te bewerken.
Nu is het. bij gegoten voorwerpen van geringe dikte mogelijk, de buitenste lagen van het gietstuk zacht te maken. Dit geschiedt door er koolstof aan te onttrekken. De gegoten voorwerpen worden in kroezen met stoffen, welke veel zuurstof bevatten, (gemalen ijzererts, hamerslag, roodijzersteen, bruinsteen) samen gegloeid en dan langzaam afgekoeld. De koolstof der buitenste lagen is dan verbrand, en het gehalte aan koolstof tot 0,3 % gedaald. Daardoor is het mogelijk, de oppervlakte te bewerken. Men past deze werkwijze toe op kleine machineonderdeelen, moersleutels, verbindingssokken van pijpen.