Gepubliceerd op 18-08-2020

Moeraskoorts

betekenis & definitie

Koude koorts, tusschenpoozende koorts, malaria. Een ziekte, die gekenmerkt i's, door een tijdperk van koortskoude gedurende twee uur (rillen), koortshitte (5 uur) en een zweettijdperk van 2 uur, alles in het verloop van één dag.

Deze dag wordt gevolgd door een koortsvrijen dag. Dit is de zgn. anderdaagsche koorts, de gewone vorm van moeraskoorts hier te lande. De koortslijn stijgt zeer snel, vormt een spitsen top en daalt dan iets minder snel, dikwijls tot beneden de gewone hoogte. Een verschil in lichaamstemperatuur van vier graden in enkele uren is geen zeldzaamheid. De ziekte is bij ons te lande zelden doodelijk en geneest vaak van zelf. In Italië is zij dikwijls zwaar; men heeft wel eens verondersteld, dat het Romeinsche rijk door malaria zou zijn ondergegaan.

In tropische landen is de ziekte nog ernstiger. Er zijn geheele gebieden, die onbewoonbaar zijn door moeraskoorts: volksplantingen zijn door deze koortsen vaak mislukt. In 1845 vestigden zich in Suriname een aantal Groningsche boeren; zij hebben zich tengevolge van de koorts niet kunnen handhaven. Curaçao evenwel, dat de twee volksziekten: mijnworm en moeraskoorts niet kent, is altijd geschikt voor vestiging geweest.Oost-Indië is óók een koortsland: men treft daar behalve de derdedaagsche ( = anderdaagsche), ook de vierdaagsche koorts aan, waarbij twee koortsvrije dagen met een koortsdag afwisselen. Voorts komt daar de gevreesde tropische malaria voor, die een onregelmatig verloop heeft en niet voor chinine wijkt. In ons land is de ziekte inheemsch in Noord-Holland, West-Friesland en Walcheren. Van ouds is Walcheren bekend om de Zeeuwsche koortsen. Toen de Engelschen in 1811 daar met een leger waren geland, was de sterfte onder de soldaten verschrikkelijk. Tegenwoordig is men echter van meening, dat niet moeraskoorts, doch dysenterie en typhus de oorzaak van die sterfte zijn geweest, want zóó ernstig als de ziekte toen verliep, zag men ze in ons land nimmer; ook was de sterfte beperkt tot het leger; de burgerbevolking had weinig van de ziekte te lijden.

Van ouds had men opgemerkt, dat de koorts vaak in de buurt van moerassen voorkomt (moeraskoorts). Men meende, dat het de vergiftige uitwasemingen dier moerassen waren, welke de koorts veroorzaakten; vandaar dat men toen van malaria (mal-air) sprak. Men dempte de stinkslooten om van de slechte lucht af te komen. Later is men echter tot het inzicht gekomen, dat de lucht met de verspreiding van de ziekte niet te maken heeft. In 1881 deed Laveran, een Fransch officier van Gezondheid in Algiers een belangrijke waarneming. Hij vond in het bloed van koortslijders een soort oerdiertje, dat hij voor den verwekker der koorts aanzag.

De ontdekking van Laveran werd het uitgangspunt van belangrijke onderzoekingen omtrent moeraskoorts. Het was juist in den tijd van de opkomst der bacteriologie, toen Laveran zijn ontdekking deed. Men schreef toen alle besmettelijke ziekten aan bacteriën toe en daardoor vond die meening aanvankelijk weinig aanhang.

De kennis der ziekte vorderde echter snel en de meening van Laveran werd bevestigd, zoodat hij in 1901 den Nobelprijs verwierf. Vele Nederlanders hebben aan het onderzoek deelgenomen. Men stelde vast, dat de ziekteverwekkende parasiet met het speeksel van de steekmug in het bloed van den mensch gebracht wordt. Voor de mug is uitstorting van speeksel in de steekwond noodig, om de bloedstolling te verhinderen, zoodat het dier ongehinderd bloed kan zuigen. De parasieten, eenmaal in het bloed, zoeken ieder een rood bloedlichaampje op, voeden zich met de bloedkleurstof, welke daar in aanwezig is. Men kan die bloedkleurstof met het microscoop in het midden van het parasietlichaam zien liggen als zwarte stipjes.

De parasiet groeit en de bloedcel zet uit: daarna gaat de parasiet zich deelen, de bloedcel barst open en de jonge parasieten zwermen door de bloedwei. Dat is het oogenblik, waarop de koorts begint. Elke parasiet zoekt dan een nieuw bloedlichaampje op en de koorts zakt, om opnieuw uit te breken.wanneer zich weer een nieuw geslacht van parasieten heeft gevormd. Indien dat langen tijd doorgaat, verzwakt de zieke meer en meer; het vet verdwijnt, de gelaatskleur wordt geel (galkoorts), de milt zwelt op, de zieke geraakt geheel uitgeput. Gewoonlijk gaat de deeling der parasieten niet zóó ver. Zij gaan een ander soort cellen, paarcellen, gameten, geslachtelijke cellen vormen, dat zijn cellen bestemd om zich geslachtelijk te vereenigen.

De geslachtelijke vermenigvuldiging kan echter niet in het lichaam van den zieke plaats hebben. Deze moet in de maag van de mug geschieden. Er zijn mannelijke of groote paarders en vrouwelijke of kleine paarders. Heeft een mug bij een koortslijder bloed gezogen, dan gaan de vrouwelijke paarders zich in het lichaam van de mug splijten in kleine deeltjes. Deze deeltjes vereenigen zich elk met een grooten mannelijken paarder en na deeling ontstaat een versch geslacht, dat zich ophoopt in de speekselklieren van de mug, die dan gereed is om een anderen mensch te besmetten. Er zijn ten minste twee weken noodig, voordat de nieuwe parasieten zoover ontwikkeld zijn en dan moeten de groeiomstandigheden nog gunstig wezen.

Deze zijn gunstig, wanneer de buitentemperatuur boven de 20 graden is. Is zij kouder, dan staat de ontwikkeling stil en sterven de parasieten tenslotte. Zij kunnen niet met de mug overwinteren. Hieruit is te verklaren, dat in koude streken de moeraskoorts niet voorkomt, ook al zijn daar koortsmuggen in overvloed en ook koortslijders, die gestoken kunnen worden. Zijn de omstandigheden gunstig en hebben de parasieten zich kunnen ontwikkelen, dan ontstaat in den regel tien dagen na den steek bij den gestokene een koortsaanval. Gewoonlijk komen in den herfst de meeste koortslijders voor, omdat er dan de meeste besmette muggen zijn.

In het voorjaar is geen enkele mug besmet; zoo ze al besmet geweest zijn, dan is toch in den winter de parasiet gestorven. Toch ziet men soms, dat menschen in het voorjaar hun eerste koortsaanval krijgen. Het is bewezen, dat ze dan in het vorige najaar besmet zijn en dat de smetstof zich langen tijd heeft stilgehouden, sluimerend bleef. Ook ziet men soms menschen in een geheel koortsvrije streek plotseling een koortsaanval krijgen, afkomstig van een muggesteek in een besmet gebied, vele maanden geleden. De ontwikkeling van de smetstof kan soms zeer lang duren.

De steekmug is van andere soorten muggen te onderscheiden, doordat zij in zittende houding het achterlijf naar boven gericht houdt, als gereed om te steken. Andere muggensoorten houden het achterlijf evenwijdig met het vlak, waarop ze zitten. Van de steekmuggen steken alleen de wijfjes, de mannetjes hebben daartoe te zwakke monddeelen; zij voeden zich met vruchtensap. Voorts is gebleken, dat er onder de koortsmuggen verscheidene soorten zijn, die in levenswijze verschillen, ofschoon het uiterlijk weinig verschil te zien geeft. De zoutwatermuggen leggen hun eieren bij voorkeur in ziltig water, zij zuigen uitsluitend menschenbloed, steken ook ’s winters en zoeken 's menschen nabijheid. De zoetwatermuggen hebben voorkeur voor zoet water, steken 'swinters niet en zoeken het vee op.

Men is van meening, dat de eerste soort voor de verspreiding van de koorts verantwoordelijk is en dat, indien ons land geen zilt water had, er ook geen moeraskoorts zou zijn. Men heeft daarom hoop, dat, indien het water van het Flevomeer geheel verzoet zal zijn en daardoor ook de binnenwateren zoet 'zullen zijn, de moeraskoorts in Noord-Holland zal verdwijnen.

Om de ziekte te bestrijden, is het noodig alles van de levenswijze van de steekmug te leeren kennen. De muggen leggen eieren in stilstaand water en de larven, die uit die eieren komen, begeven zich telkens naar de oppervlakte om adem te halen. De verdelging der larven berust nu hierop, dat men de oppervlakte van het water met petroleum bedekt.

In waterarme streken heeft de muggenverdelging prachtige uitkomsten gegeven. In Jerusalem kon men de koorts gemakkelijk voorkomen, door de waterputten van de lucht af te sluiten. In Batavia had men met behandeling van de vischvijvers een zeer fraaie uitkomst. Er zijn n.l. op Java veel vischkweekerijen. De jaarlijksche opbrengst van de visch bedraagt ongeveer 7 millioen gulden. Nu was de omgeving dier vijvers sterk met moeraskoorts besmet en de vijvers waren kweekplaatsen der muggen.

De natuurlijke vijanden van muggenlarven zijn, behalve roofkevers en wantsen, ook visschen. De visschen mijden echter het wier, omdat ze daarin gemakkelijk verward raken. Men roeide daarom het wier uit, door de vijvers droog te maken en te laten uitdrogen. De visch, die in den schoongemaakten vijver gekweekt werd, zorgde voortaan voor de verdelging van de muggenlarven en bij het bloedonderzoek der omwonende inlanders bleek, dat het middel doel had getroffen.

Minder gelukkig is men in ons land geweest met de verdelging der muggen in veestallen. Ofschoon honderden stallen zijn behandeld, bleek toch, dat het middel niet had gebaat. Doeltreffend is het echter, indien men zorgt, dat de muggen niet in huis kunnen komen, door de toegangen met muggengaas te bespannen en de muggen, die niettemin binnengekomen zijn, met ,,flit ” te lijf te gaan.

Het van ouds bekende middel tegen moeraskoorts is kinine. Tot 1821 gebruikte men kinabast, daarna heeft men de zwavelzure en de zoutzure chinine leeren kennen, waarvan men 60 maal minder aan gewicht noodig heeft. Het geneesmiddel is echter alleen werkzaam tegen de parasieten in de bloedwei en niet tegen parasieten in de bloedlichaampjes. De toediening van chinine moet derhalve kort vóór den te verwachten aanval beginnen.

< >