Gepubliceerd op 18-08-2020

Klem

betekenis & definitie

Klem is een wondbesmettingsziekte, welke veroorzaakt wordt door klembacillen, korte bewegelijke staafvormige bacillen met een knopje aan het eind : de spoor. De bacil groeit het best bij afwezigheid van zuurstof en vermenigvuldigt zich alleen op de' plaats, waar zij binnendringt; ze verspreidt zich dus niet door het lichaam.

Ze scheidt een krampwekkend vergif af, dat zich door het lichaam verspreidt, en wel langs de zenuwbanen, naar het ruggemerg en naar de hersenen. Het vergif is twee honderd maal zoo sterk als het krampgif strychnine. Hoewel een kleine wond voldoende is voor de besmetting, ontstaat klem meestal na diepe verwondingen, vooral indien deze ontstaan zijn, doordat een houtsplinter in het vleesch drong of doordat in een spijker werd getrapt. Echter komt klem ook voor bij brandwonden en zelfs bij beenzweren; oppervlakkige verwondingen dus.Veelal vindt men klembacillen in den wondetter. Zijn de verschijnselen van klem onduidelijk, dan zoekt men naar de bacil om zekerheid te krijgen van den aard dier verschijnselen. Vindt men de bacillen niet in den etter, dan kan men die nog inspuiten onder de huid van een muis. Zijn er klembacillen in, dan krijgt de muis duidelijk verschijnselen van klem.

Men treft de bacil aan in de oppervlakkige lagen van teelaarde en in mest, vooral in paardenmest. Bevuiling van een wond met aarde of mest zou dus bijzonder gevaarlijk zijn. Toch komt klem even vaak in de stad als op het platteland voor en na de groote vermindering van het aantal paarden in de steden, is daar de klem als wondziekte niet verdwenen. Voorts heeft men de bacil gevonden in menschelijke ontlasting, waardoor verklaard is, dat soms na darmoperaties klem voorkwam. In vlasbedrijven zijn ook wel gevallen van klem voorgekomen zonder verwondingen. Men neemt aan, dat dan de bacil werd ingeademd met het stof. Bij donkere rassen zou de ziekte vaak voorkomen, door besmetting van de navelwond bij zuigelingen.

Ook paarden en varkens kunnen aan de ziekte lijden. Onder de boeren is het algemeen bekend, hoe gevaarlijk het is, indien een paard in een spijker trapt, terwijl biggen soms klem krijgen na het snijden. De aanwezigheid van een vreemd voorwerp in een wond, b.v. een splinter of flarden van kleeren bij schotwonden, verhoogt de kans op besmetting.

Opmerkelijk is wel, dat de klem op de ééne plaats méér voorkomt dan op de andere, zooals ook in den oorlog is gebleken. Aanvankelijk werden bij de troepen aan de Aisne in den grooten oorlog alle wonden met klem besmet. Pas toen aan eiken gewonde een voorbehoedende inspuiting met serum werd gegeven, was de verschrikkelijke sterfte onder de gewonden bedwongen.

In ons land sterven gemiddeld in het jaar honderd menschen aan klem. De ziekte openbaart zich gewoonlijk pas een dag of vijf na de verwonding. De verschijnselen zijn dan stijfheid in den nek en in de kaken. De kauwspieren gaan zich krampachtig samentrekken, zoodat de mond niet geopend kan worden. Aan dit verschijnsel heeft de ziekte haar naam ontleend. Daarna gaan alle strekspieren zich krampachtig samentrekken en dit zet zich voort in aanvallen, welke door gedruisch in de ziekenkamer kunnen opgewekt worden. Deze krampen kunnen zoo hevig zijn, dat een wervellichaam wordt samengeperst.

Tengevolge van kramp van het middenrif kan de ademhaling gedurende den aanval stilstaan. De geest blijft gedurende de ziekte helder. De koorts is aanvankelijk gering, wordt daarna hooger en na den dood stijgt de lichaamstemperatuur soms nog tot boven 42 graden. Meestal eindigt de ziekte met den dood, hetzij door verstikking, hetzij door vergiftiging van het hart of door uitputting.

De gevallen, welke zich pas na twee weken of langer openbaren, geven de beste kansen voor herstel. Eveneens die, waarbij de ziekte zich zonder voorafgaande verwonding vertoont. Soms vangt de ziekte eerst vele maanden na de verwonding aan, wanneer de wond reeds is genezen. Er zijn dan kiemen blijven sluimeren, welke pas later gaan woekeren. Een enkele maal vertoont zich klem als een slepende ziekte, waarbij zich nu en dan lichte krampen in enkele spieren voordoen.

De behandeling is eigenlijk alleen van groote waarde, voor zoover het voorbehoeding betreft. Geneesserum, ingespoten na een verwonding, welke kans op klem geeft, is zeer doeltreffend gebleken. Is echter de ziekte eenmaal uitgebroken, dan is op het verloop geen belangrijke invloed meer uit te oefenen. Zelfs de afzetting van het lichaamsdeel, van waar de klem uitging, baat niet. Het vergif is reeds in het lichaam. Niettemin levert het Laboratorium Spronck te Zeist, behalve serum voor voorbehoedende inspuiting, nog twee sterkere sera.

Eén er van heeft een bijzonder hoog gehalte aan tegengif, 80 maal het gewone gehalte. De moeilijkheid om te beoordeelen, of een voorbehoedende inspuiting noodig is of niet, is groot. Er komen zoo buitengewoon veel huidverwondingen voor, dat het niet doenlijk is, bij elke een inspuiting te geven. Het is niet vooruit te zeggen, dat na een verwonding al dan niet de ziekte volgen zal. Somtijds geeft het geneesserum zelf lastige verschijnselen, zooals zwelling van het gelaat, van gewrichten, netelroos of zenuwontsteking. Men moet dus rekening houden met de landstreek, met de diepte der verwonding en met de wijze van wondbehandeling.

Vast staat, dat perubalsem in de wonde geen beschutting geeft en jodium, op deskundige wijze toegepast, misschien wel. Zoolang de wond niet gesloten is, zou men de inspuiting eiken week moeten herhalen.

De kans om na een verwonding klem te krijgen, is niet groot. Uit cijfers aan de rubbernijverheid ontleend, bleek, dat bij 32000 verwondingen geen besmetting met klem plaats had en evenmin bij 75.000 verwondingen in de mijnen.

< >